Archeologische fietstocht Beveren: Adellijke heren en prehistorische jagers in het Land van Waas

Deze grotendeels vlakke tocht brengt ons langs maar liefst vier kastelen. Het is heerlijk fietsen langs de prachtige historische dreven en tuinen. In het centrum van Beveren draait alles rond de middeleeuwen. Een naam die telkens terug komt, is die van Joos Vijd, beter bekend als de opdrachtgever van het Lam Gods. De Singelberg, het vierde kasteel waar je langs fietst, is zelfs de geboorteplaats van deze bekende middeleeuwer. Al is die plek vandaag enkel nog herkenbaar als een bult in het landschap. Hoe verder je de velden in rijdt, hoe verder je teruggaat in de tijd, met sites uit de Romeinse periode, de ijzertijd en de bronstijd. Zowel ten noorden als ten zuiden van het centrum fietsen we tot aan de rand van de Scheldevallei. Daar vinden we de oudste sporen terug, die van jagers-verzamelaars uit de steentijd.

De route is gebaseerd op het netwerk van fietsknooppunten in Vlaanderen. Per stop lees je hieronder een beschrijving van wat je kan ontdekken. Omdat niet alle archeologische bezienswaardigheden langs knooppunten liggen, zal je af en toe moeten afwijken van die knooppuntenroute. Download de folder met de route en een overzichtskaartje en ga op ontdekking. 

In samenwerking met IOED Erfpunt en Vlaanderen Fietsland.

Afbeelding: 6000 jaar oude schedel van een schaap. Copyright Onroerend Erfgoed 

Hof ter Welle 

Een statige dreef met bruine beuken geeft uit op de toegangspoort van het Hof ter Welle. In de 13de eeuw, was dit domein een grote omwalde herenhoeve. Het rechthoekige kasteel vormt het opperhof of hoofdburcht. De hoevegebouwen en nutsgebouwen stonden ooit op het neerhof of voorburcht. Een imposante walgracht omringt nog steeds het geheel, en ook de 15de-eeuwse toegangspoort staat er nog. 

Verschillende rijke, adellijke eigenaars voerden allerlei verbouwingen uit, tot het in de 17de eeuw een riant renaissancekasteel werd. De hele zuidzijde van het kasteel wordt ingenomen door een monumentale kapel, die in de 18de eeuw toegevoegd is in barokstijl.

Sinds 1978 is het kasteel eigendom van de gemeente Beveren, en tussen 2015 en 2017 werd het grondig gerestaureerd tot Erfgoedhuis, met de gemeentelijke kunstcollectie, de museale collectie en de erfgoedbibliotheek.  

Tot eind november 2021 loopt in het Erfgoedhuis een kleine tentoonstelling over Joos Vijd en zijn familie. Ook na de archeologiedagen is deze nog te bezoeken, iedere woensdag & zondag van 14 tot 17h.

Meer weten over de bewoners?

In 1723 kocht Anna Francisca Piers (1664-​1751) het kasteel. Anna Piers kwam uit een rijke familie, haar vader was een rechtsgeleerde en burgemeester van Beveren. Haar ouderlijk huis staat nog steeds in de Vrasenestraat. Zelf werd ze op haar achttiende een zogenaamde ‘geestelijke dochter’. Net als kloosterzusters legden deze vrouwen een gelofte af van kuisheid en armoede, maar ze leefden niet in een kloostergemeenschap. Ze woonden in kleine groepen bijeen, zelfstandig, of thuis bij hun familie, en stelden zich ten dienste van de maatschappij. Ze werkten in het onderwijs, voor de kerk of in de ziekenzorg. 

Anna Piers en haar vier zusters stichten aanvankelijk een schooltje voor arme (wees)meisjes in het centrum van het dorp. Dat wordt al vlug te klein. Anna beslist dan om haar fortuin te gebruiken om het Hof ter Welle te kopen. Ze laat het luxueuze kasteel ombouwen tot weeshuis, voor de armsten van de maatschappij. Het kasteel krijgt de naam ‘Geestelijk Hof’. In de 19de eeuw komt er een reeks schoolgebouwen bij op het oude neerhof, gebouwd in een U-vorm. Daar is nu een huis voor begeleid wonen ingericht. 

Afbeelding: Foto Hof ter Welle. Copyright Onroerend Erfgoed

Kasteel Cortewalle 

Opnieuw fietsen we door een prachtige, monumentale dreef, naar de toegangspoort tot het kasteel Cortewalle, dat sinds 1965 in handen is van de gemeente Beveren. Cortewalle is een statige waterburcht, midden in een uitgestrekt park. Het oudste gedeelte van deze burcht dateert uit het begin van de 15de eeuw. Het is daarmee een van de oudst bewaarde kastelen van het Waasland. Het is opgetrokken in witte zandsteen, in de stijl van de Vlaamse renaissance. Later in de 15de eeuw woonden hier Joos Vijd en Elisabeth Borluut, de je kent als de opdrachtgevers van het Lam Gods. Zij lieten het kasteel verder uitbreiden.  

De laatste twee eeuwen werd het kasteel bewoond door de familie de Brouchoven de Bergeyck. Zij deden talrijke aanpassingen aan het interieur, en gaven het huidige uitzicht aan het park. Waar vroeger de hoevegebouwen stonden op het neerhof, staat nu het koetshuis en de orangerie. De romantische gietijzeren hangbrug dateert uit 1905. Bemerk ook het hondenhok, waar de jachthonden van de graaf verbleven.  

Heb je het vage gevoel dat je dit kasteel al nog eens hebt gezien? Dat kan! In de jaren 1960 was het kasteel een van de filmlocaties voor de serie 'Kapitein Zeppos'. 

Afbeelding: Kasteel Cortewalle. Copyright Onroerend Erfgoed

Een archeologisch rijke gevangenis

Terwijl je een aanloop neemt om de brug over de E17 op te rijden, zie je aan de linkerkant een groot modern gebouw: de gevangenis van Beveren. Van op de brug krijg je een idee van hoe groot het complex is: maar liefst 12 ha. Na een proefsleuvenonderzoek in 2010 was al vlug duidelijk dat het er bomvol archeologische sporen zat. Meer dan de helft van het terrein is dan ook verder opgegraven.   

De resultaten kwamen niet als een verrassing. In de ruime omgeving kwamen vroeger al heel wat sporen van menselijke aanwezigheid aan het licht, van de bronstijd tot de late middeleeuwen.  Op de site van de gevangenis vonden archeologen graanschuurtjes uit de brons- en de ijzertijd, een flinke nederzetting met verschillende boerderijen uit de Romeinse tijd, en een groot erf met bijgebouwen uit de 12de eeuw.  

Deze plaats was dus gedurende duizenden jaren in trek om te wonen en aan landbouw te doen. Maar eigenlijk is dat niet zo verwonderlijk. We bevinden ons hier op redelijk vruchtbare en hoger gelegen gronden, en tegelijk vlak bij de riviervallei van de Schelde. De mens vestigde zich in het verleden vaak op het raakvlak van twee landschappen; zo konden ze voor hun voedselvoorziening profiteren van de voordelen van beide.

Afbeelding: Huidige gevangenis. Copyright Onroerend Erfgoed

Meer weten over het landschap?

In archeologische sporen blijven soms plantenresten, zaden of pollen bewaard. (zie linkse afbeelding resten van zaden en planten onder de microscoop copyright Onroerend erfgoed) Door die resten onder de microscoop te bekijken, komen specialisten te weten welke plantensoorten er zo al in de buurt van de site groeiden in een bepaalde periode. Ze kunnen achterhalen of er veel of weinig bos aanwezig was, welke bomen er groeiden, maar ook welke soorten graan en groenten er op de akkers stonden. De datering van de sporen op deze site beslaat een héle lange periode, van de bronstijd tot de volle middeleeuwen en nog later. Dat was voor de onderzoekers een unieke kans om de evolutie van dit gebied te bekijken over bijna vierduizend jaar!  

Tijdens het mesolithicum en het neolithicum kwamen hier overal ongerepte oerbossen voor, met veel eiken, lindes en hazelaar. Het landschap was heel gesloten. Zo rond 4000 v.Chr. zorgde een zeespiegelstijging er voor dat het landschap langs de Schelde natter werd, en er ontstonden veenmoerassen. In die tijd woonden hier de eerste landbouwers, maar die kleinschalige landbouw zorgde nog niet voor een merkbare verandering in het landschap. De eerste menselijke aanwezigheid op deze site dateert uit de bronstijd. Verbrande graankorrels uit een van de sporen tonen aan dat er toen emmertarwe groeide.  

Tijdens de ijzertijd zien we de landbouw een invloed krijgt op het landschap: in het gebied lagen overal kleinschalige akkers, waarop men granen verbouwde. Tegelijkertijd kwam hier ook nog verspreid loofbos voor, met eiken, beuken, iepen, en hazelaar.  

Daarna gaat het vlug: tegen het begin van de Romeinse tijd was een groot deel van de regio al omgevormd tot akkers en grasland. (zie middelste afbeelding Romeins aardewerk Copyright VEC) Hier en daar zijn nog wel bossen aanwezig, maar er is ook al veel heidegebied gevormd. Dit is het gevolg van de uitputting van de bodem. Landbouwers moesten hun akkers hierdoor verlaten en steeds meer bos ontginnen om nieuwe akkers aan te leggen.  

Tegen de late middeleeuwen was het resterende bos grotendeels verdwenen, en is het landschap volledig in landbouw gebracht. Op de akkers groeide toen vooral boekweit en rogge.

Afbeelding links: Resten van zaden en planten onder de microscoop. Copyright Onroerend Erfgoed
Afbeelding midden: Romeins aardewerk. Copyright VEC
Afbeelding rechts: Reconstructie van verschillende types Romeinse huizen op de site. Copyright VEC

De Kruibeekse polders 

Met de fiets merk je het goed: we zakken richting de Scheldevallei. Tussen knooppunt 49 en 53 fiets je over een dijk met links en rechts een breeds uitzicht over de Kruibeekse Scheldepolders. Dit is het grootste gecontroleerde overstromingsgebied van Vlaanderen. Bij de graafwerken kwamen op verschillende plaatsen archeologische sporen aan het licht.   

Vanaf het mesolithicum zochten de rondtrekkende jagers-verzamelaars bij voorkeur een hoger gelegen plek langs rivieren of meren uit om hun kampen op te slaan. Ze kwamen regelmatig op dezelfde plaatsen terug. Ter hoogte van de nieuwe sluis in de Scheldedijk in Bazel kwam effectief een unieke site uit die periode aan het licht. De plek was héél lang in gebruik: van het 8ste tot het 4de millennium v.Chr., maar liefst 4000 jaar!

Afbeelding: Kruibeekse polder. Copyright Onroerend Erfgoed

Meer weten over de prehistorische site?

In de loop van het 4de millennium werd de Scheldevallei steeds natter, en de rivierduin kwam net als de hele vallei onder een dik pak veen te liggen. Lange tijd was het gebied te nat en onherbergzaam, en de mens ging op de hoger gelegen zandgronden wonen aan de rand van de vallei. 

Vanaf de 12de eeuw begon het gebied opnieuw te overstromen, en de Schelde een dik pak klei af boven op het veen. Als reactie begon de mens steeds meer en steeds hogere dijken aan te leggen. De ingepolderde, vruchtbare kleigronden werden beschikbaar voor de landbouw.  

De prehistorische site in Bazel is behoorlijk uitzonderlijk. Op een site uit de steentijd vind je meestal enkel nog voorwerpen uit vuursteen terug. Organisch materiaal, zoals dierlijk bot, zaden of pitten, is helemaal weggeteerd door een verblijf van duizenden jaren in de bodem. Maar doordat deze site verdween onder een dikke veenlaag, gebeurde er iets bijzonder: de site bleef permanent onder het grondwater zitten, en er kon geen zuurstof meer bij. Daardoor kregen bacteriën geen kans en bleef veel organisch materiaal bewaard. Dat biedt archeologen een unieke kans om te weten te komen wat er toen zoal op het menu stond!

De oudste passanten waren rondtrekkende jagers-verzamelaars die hier tijdelijk hun kamp opsloegen. Ze jaagden voornamelijk met pijl en boog op oerrund, everzwijn en edelhert. Af en toe maakten ze ook al eens een wilde eend, een haas of een bever buit. Van het botmateriaal, vooral van het gewei van het edelhert, maakten ze allerlei werktuigen.

Rond 5000 v.Chr. schakelden de eerste prehistorische jagers geleidelijk aan over naar een bestaan als landbouwer. Dat gebeurde eerst in de vruchtbare leemstreek, in het oosten van België en Nederland. Hier in de zandstreek kwam dit pas later. Toch zien we dat de groepen jagers die in de Kruibeekse polder rondtrokken al af en toe contact hadden met die eerste landbouwers. Er is aardewerk gevonden dat uit de leemstreek afkomstig is, en ook verkoolde graankorrels.  

Rond 4300 v.Chr. komen de eerste gedomesticeerde dieren voor op de site, met name schapen, en ook de eerste ter plaatse geteelde granen. Nog eens driehonderd jaar later is de omslag compleet. Men verbouwde granen en kweekte schapen, runderen en varkens. Het menu vulden ze aan met visvangst en wat jacht op klein wild.

Afbeelding links: Twee pijlpunten. Copyright Onroerend Erfgoed
Afbeelding midden: Werktuig gemaakt van een gewei. Copyright Onroerend Erfgoed
Afbeelding rechts: 6000 jaar oude schedel van een schaap. Copyright Onroerend Erfgoed 

Hoeve ter Snoecke 

Op het adres Heirbaan 34 staat een indrukwekkende omwalde hoeve, de hoeve ‘Ter Snoecke’. Volgens de muurankers op de zijgevel dateert het gebouw van 1650, en delen van de houten kern van het gebouw gaan tot minstens 1574 terug. Maar de kans bestaat dat er al veel langer een hoeve bestond op deze plaats. Sites met walgracht, of omwalde hoeves, zijn een typisch middeleeuws fenomeen. Ze komen vrij vaak voor in de polders, maar veel ervan zijn verdwenen of onherkenbaar geworden.  

Het typische uitzicht van een site met walgracht is een groot wooneiland, dat soms wat opgehoogd is, met een brede gracht errond. De hoevegebouwen staan los van elkaar verspreid over de woonzone: een hoofdwoning, stallen, schuren en andere bijgebouwen. Meestal is er een losstaand poortgebouw, soms zelfs met torens en schietgaten. Het wooneiland kan vierkant, rechthoekig, rond of onregelmatig zijn. De grootste complexen kunnen zelfs een dubbel structuur vertonen, in een soort 8-vorm, met een residentieel eiland en een functioneel eiland. De grachten, de poort, de torens,… ze zien er uit als verdedigingselementen, maar eigenlijk gaat het meer om statussymbolen. De eigenaar wil hiermee de nadruk leggen op zijn vrijheid en onafhankelijkheid. Het is een nabootsing, op heel kleine schaal, van het kasteel van de lokale heer.  

Afbeelding: Hoeve ter Snoecke. Copyright Onroerend Erfgoed 

Meer weten over sites met walgracht?

Weinig hoeves met walgracht zijn nog zo gemakkelijk te herkennen als Hoeve ter Snoecke. Veel ervan hebben een lange evolutie gekend: sommige zijn verdwenen onder een modern landbouwbedrijf, van sommige is enkel nog het woonhuis overgebleven of enkel nog de gracht, en soms zijn de sites helemaal verdwenen. Op de CAI, de inventaris van gekende archeologische waarden in Vlaanderen, staan wel honderden sites met walgracht ingetekend. Hoe weten we dat die daar ooit aanwezig waren? 

Meestal zijn ze herkend op oude kaarten, zoals:  

  • Afbeelding onderaan rechts: de Ferrariskaart uit 1770 (uiterst gedetailleerde topografische kaarten van de Oostenrijkse Nederlanden). 
  • Afbeelding onderaan links: de Popp kaarten uit 1842 (de eerste gecommercialiseerde kadasterkaart van België)

Doordat ze steeds dezelfde structuur van een wooneiland en een brede gracht vertonen, springen ze op deze kaarten vaak in het oog. Zelfs als de bewoning in die tijd al veranderd of verdwenen was, herken je in de 19de-eeuwse perceelsstructuur vaak nog deze basiselementen. 

Een andere manier om archeologische sporen te ontdekken zonder op te graven, is door middel van luchtfoto’s. Ondergrondse sporen kunnen een effect hebben op wat er boven groeit, en in droge periodes kan je dat effect soms zien vanuit de lucht. Een gedempte gracht bijvoorbeeld kan langer vocht vasthouden dan de rest van de bodem. In een droge periode herken je dan de loop van de oude gracht omdat het gras er langer groen blijft. 

Hof ter Saksen 

Door alweer een prachtige, statige dreef nader je het Hof ter Saksen. De oudste vermeldingen van het domein klimmen op tot vroeg in de middeleeuwen, onder de naam ‘het goed Schaak’ of 'Shaecx’. Het goed had oorspronkelijk een dubbele bestemming: het was een landbouwuitbating, maar ook een herberg voor reizigers langs de Oude Heerweg tussen Antwerpen en Gent. In de loop van de 15de en begin 16de eeuw was het eigendom van een tak van de familie Vijd, de opdrachtgevers van het Lam Gods.  

Omstreeks 1804 liet Jan-Baptist Vermessen, de toenmalige eigenaar, de gebouwen afbreken. Hij liet een nieuw kasteel bouwen in neoclassicistische stijl, met een orangerie en een nieuwe hoeve. Als overtuigd vrijmetselaar bouwde Vermessen de toren even hoog als de kerktoren van Haasdonk en liet aan alle zijden uurwerkplaten zetten. Zo moesten de inwoners niet meer naar de kerktoren kijken om het uur te lezen! 

De fietstocht passeert langs de buitenkant van het kasteelpark, maar het loont de moeite om even de fiets te parkeren en het park te bezoeken. Er staan een paar schitterende veteranenbomen, waaronder eentje van wel 200 jaar oud (!), en op de binnenkoer van de hoeve vind je een middeleeuwse kruidentuin. 

Afbeelding: Hof ter Saksen. Copyright Onroerend Erfgoed

Verdwenen grafheuvels 

Even voorbij knooppunt 2 laat je de dorpskern van Vrasene achter. Een onverhard pad voert je over de plek waar de Beverse beek en de Vrasenebeek samenvloeien. De huidige autosnelweg ligt ongeveer op de overgang tussen de drogere en hoger gelegen Wase zandgronden, en de natte Scheldepolders. Dit gevarieerde landschap trok al vroeg mensen aan. Verspreid over dit hele gebied kan je vondsten aantreffen uit elke periode van de steentijd tot de middeleeuwen. 

In het Westen zie je in de verte de gebouwen van de fruitveiling Profruco. Daar stond ooit, tijdens de bronstijd, een monumentale grafheuvel van wel 25 meter diameter. Ook aan de oostelijke kant van de beek lag een kleinere grafheuvel.

Later, in de late ijzertijd, lagen hier verschillende nederzettingen. En ook in de Romeinse periode was hier bewoning, want op verschillende plaatsen zijn sporen van landbouw, zoals perceelsgreppels, en voorwerpen uit die tijd teruggevonden.  

De Vrasenebeek was, naar middeleeuwse normen, een bevaarbare waterweg: met kleine platbodems raakte je vanaf de Schelde helemaal tot in Vrasene. De handel in turf was in de middeleeuwen enorm belangrijk. Langs deze beek zijn de resten ontdekt van een houten verdedigingstoren, met daarrond een gracht en een palissade. Het moet een robuuste constructie zijn geweest. Dit type verdedigingstorens wordt ook wel een ‘blokhuis’ genoemd. De toren heeft er maar kort gestaan, maar moest in de loop van de woelige 14de eeuw het economisch belang en de strategische ligging van beide beken beschermen. 

Afbeelding: Landschap rond de samenvloeiing van de twee beken. Copyright Onroerend Erfgoed  

Meer weten over deze grafheuvels?

Grafheuvels zijn grafmonumenten, grote of minder grote heuvels die de gemeenschap aanlegde bij de dood van een voornaam figuur. Deze monumenten bestonden uit een centrale grafheuvel die omgeven was door één of meerdere grachten en/of aarden bermen. Soms stond rond de grafheuvel nog een kring van rechtopstaande houten palen. Centraal in de grafheuvel bevond zich de grafkamer, met de gecremeerde resten van de gestorvene en grafgiften.

Zie afbeelding onderaan links: De Romeinse tumulus van Koninksem. Copyright Onroerend Erfgoed

Hoewel grafcirkels op zich niet uitzonderlijk zijn, vindt men slechts heel zelden resten terug van zo’n centrale begraving. De meeste grafheuvels zijn in latere tijden afgevlakt en uiteindelijk door moderne landbouw volledig genivelleerd. Daardoor blijven enkel sporen over van de diepst ingegraven structuren: de grachten en eventuele palen. Archeologen hebben het dan ook vaak over ‘grafcirkels’. In heuvelachtige streken of op armere gronden bleven ze soms wel bewaard: je vindt herkenbare grafheuvels in de bossen in de Vlaamse Ardennen, in de Kempen, of in Haspengouw. Vaak zijn deze in de loop van de 19de of 20ste eeuw al bezocht door schatgravers. Die waren enkel geïnteresseerd in de grafgiften en mooie urnen uit de centrale grafkamer. Ze groeven gewoon een gat recht naar het midden van de heuvel! 

Zie afbeelding onderaan rechts: Grondplan van de kleine grafcirkel met dubbele gracht. Copyright Erfpunt

De gewoonte om (sommige) mensen met een grafheuvel te eren, komt in verschillende periodes voor, maar we kennen ze vooral uit de metaaltijden (ijzertijd en bronstijd) en uit de Romeinse periode. De oudst gekende dateren uit het finaal neolithicum, zo’n 2500 jaar v.Chr. De populariteit ervan varieert doorheen de tijd, net als de omvang van de heuvels, het gebruik van palen of dubbele grachten, en het soort grafgiften. Soms hebben ze een diameter van nog geen 10 meter, de grootst gekende zijn wel meer dan 50 (!) meter in diameter.

Kunstwerk BAKEN 

Zo’n 200 meter voorbij knooppunt 69 zie je rechts van de weg een recent aangelegde picknickplaats. Hier staat sinds kort het kunstwerk BAKEN. Dit kunstwerk kwam er naar aanleiding van de resultaten van een grootschalige opgraving tussen 2015 en 2017. Hier is de voorbije jaren het Logistiek Park Waasland ontwikkeld. Als je weet dat de centrale weg door het logistiek park de Steentijdstraat heet, kan je al raden wat die opgraving heeft opgeleverd… 

Uit het verkennend onderzoek bleek al dat er over ongeveer 25ha verspreid vondsten uit de steentijd voorkwamen. Uiteindelijk is daarvan 1 hectare volledig in detail opgegraven, wat het meteen een van de grootste steentijdopgravingen van Vlaanderen maakt.  

De vondsten dateren uit het mesolithicum en uit het neolithicum. Alles wijst erop dat hier groepen jagers-verzamelaars telkens korte perioden hun kamp opsloegen, en wellicht jaarlijks op het ritme van de seizoenen terugkeerden. Van die kampen blijven geen sporen over in de grond. Het enige wat we terugvinden, zijn concentraties van werktuigen, gemaakt uit vuursteen. Deze artefacten tonen ons de plek waar zo’n kampement heeft gestaan en waar mensen een tijdje hebben gewerkt, gegeten en geleefd. Hoe gaan archeologen te werk bij een steentijdopgraving?

BAKEN refereert aan deze werktuigen. Het is een 6 meter hoge 'vuursteen' uit cortenstaal, een soort staal dat zichzelf beschermt doordat het zal roesten na verloop van tijd. 's Nachts wordt BAKEN uitgelicht met een rode spot, waardoor het lijkt alsof er een kampvuur brandt. 

Afbeelding: BAKEN. Copyright Onroerend Erfgoed 

 

Meer weten over hoe een archeoloog te werk gaat?

Bij een ‘klassieke’ opgraving graven archeologen de bovengrond weg tot op het niveau waar de sporen in de grond zichtbaar worden. Meestal is dat maar één niveau. Vanaf dat niveau graven ze de vulling uit van de kuilen, waterputten, grachten, enz., Daar zit dan vaak aardewerk, bouwkeramiek, natuursteen, dierlijke of plantaardige resten in, wat een idee geeft van de leefwereld van de bewoners.

Zie afbeelding onderaan links: Opgraven in vakjes. Copyright Baac

Bij een steentijdopgraving lukt dit niet: er zijn zelden of nooit grondsporen, en de vondsten zitten los in de bodem verspreid. Daarom heeft de archeologie voor steentijd sites een andere methode ontwikkeld. De archeologen graven op in vakjes van 0,5 bij 0,5 meter en een tiental centimeter diep. De grond gaat in een bak of emmer met een code die verwijst naar het juiste vakje. Vervolgens spoelen ze deze grond met een zachte waterstraal over een heel fijne zeef. Wat achterblijft in de zeef zijn de – soms minuscule – stukjes vuursteen, en eventueel resten van verkoolde zaden.

Zie afbeelding onderaan midden: De vondst van een pijlpunt. Copyright Baac

Bij veruit de meeste steentijdopgravingen is enkel vuursteen bewaard. Bij gebrek aan grondsporen en gevarieerd vondstmateriaal, is dus ook de interpretatie van een steentijdsite veel moeilijker. Specialisten proberen de vondsten te determineren: is het een werktuig of is het productie afval, waarvoor werd het gebruikt, is het nieuw of afgesleten, enz… Vervolgens maken ze een ‘ruimtelijke analyse’ van al die gegevens, een soort 3D beeld op basis van de opgegraven vakjes. Zo kan je zien of er op een bepaalde plek vooral werktuigen lagen voor het bewerken van huiden, of een heleboel pijlpunten, of net alleen maar afval en geen afgewerkte werktuigen. Zo kom je toch heel wat interessante dingen te weten over de interne organisatie van zo’n kampement en de manier waarop de mens in die periode leefde.

Zie afbeelding rechts: Zo zag een prehistorisch kamp er uit! Copyright Baac

De Singelberg 

Op het eerste zicht oogt de Singelberg niet bepaald indrukwekkend. Toch stond hier vroeger het kasteel van de Heren van Beveren. Vandaag zijn enkel de restanten van de ‘motte’ nog zichtbaar. Een motte is geen natuurlijke heuvel, maar een kunstmatig aangelegde verhoging waarop een versterking stond.  

Het was wellicht Diederik I, de eerste heer van Beveren, die hier rond het midden van de 12de eeuw op deze strategische plek een eerste versterking bouwde. In de 14de eeuw was de Singelberg de geboorteplaats van Joos Vijd, de opdrachtgever van het Lam Gods. Zijn vader Clays was er burchtheer in naam van de Vlaamse graaf. Als moermeester was hij belast met het toezicht op de lucratieve turfontginning en turfhandel in de noordelijke moerassen.  

Op 17 augustus 1585 werd hier de overgave van Antwerpen getekend. Het kasteel was op dat moment het hoofdkwartier van Alexander Farnese, die als landvoogd in opdracht van Filips II de Spaanse Nederlanden heroverde.  Maar het gebouw had zo te lijden onder de aanhoudende oorlogstoestand, dat het in 1652 werd afgebroken.  

Vandaag rest nog enkel de motteheuvel. De Kasteeldreef verbindt echter nog steeds in kaarsrechte lijn het oude kasteel met de kerk van Beveren! En dankzij recent onderzoek met de magmometer weten we nu beter dan ooit hoe het kasteel er moet hebben uitgezien.

Afbeelding: Singelberg. Copyright Onroerend Erfgoed

Meer weten?

Opgravingen in de jaren 1970 toonden aan dat er op de motte minstens vijf verschillende grote bouwfasen waren. De eerste fase was een primitieve verdedigingstoren, en de motte was nog niet zo groot. De versterking werd verschillende keren beschadigd, belegerd en terug opgebouwd, en opeenvolgende heren zorgden voor uitbreiding en vernieuwing. Afbeeldingen uit de late 16de en 17de eeuw tonen uiteindelijk een groot kasteel met een centrale binnenkoer, een ringmuur, een toegangstoren en een diepe gracht 

Ook door historische bronnen is de geschiedenis van de vesting redelijk goed gekend. Jammer genoeg behandelen de meeste bronnen enkel de vesting op de motteheuvel zelf. Verdere informatie over het resterende deel van het domein was eerder schaars.  

Maar hoe verkrijg je betrouwbare informatie over archeologische resten zonder dat je mag graven? De Singelberg is namelijk beschermd, waardoor het verboden is om er graafwerken uit te voeren. Dat probleem lost men tegenwoordig op door het gebruik van een magnetometer. Dat toestel meet uiterst kleine afwijkingen in de kracht en richting van het aardmagnetische veld. Die ontstaan door verschillen in de bodemopbouw. Waar ooit een gracht of kuil lag, krijgt de bodem namelijk een andere samenstelling. De opvulling van de gracht of de kuil zal dan ook een ander magnetisch signaal geven dan de omliggende, onverstoorde bodem. Door een grotere oppervlakte te onderzoeken, verkrijg je met een magnetometer een vrij duidelijk beeld van die afwijkingen in de ondergrond.

Om het neerhof van de Singelberg te onderzoeken, liet Erfpunt (de intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst van het Waasland) in 2020 een dergelijke bodemscan uitvoeren. Het resultaat van de scan leverde belangrijke informatie op. Niet alleen is het neerhof duidelijk te onderscheiden, er zijn ook duidelijke aanwijzingen voor een poortgebouw aan de voorzijde van het neerhof. Dat lijkt verbonden te zijn met een brug, die op zijn beurt uitgeeft op een andere structuur aan de buitenkant van de gracht. Mogelijk is hier sprake van een ‘barbacane’, een dubbele verdedigingstoren met daartussen een brug. Binnen het neerhof was het moeilijker om duidelijke structuren te herkennen. Op enkele plaatsen zijn mogelijk resten van gebouwen te zien, maar dat is niet zeker. Tussen het neerhof en de motte is de locatie van de voormalige brug wel duidelijk zichtbaar. 

Hoewel het bestaan van het neerhof, de poorten en de bruggen altijd gekend was, zijn die dankzij de bodemscan nu ook in beeld en in kaart gebracht. Voor het eerst hebben we een vrij realistisch idee van hoe groot het neerhof was, waar de poorten waren en de grachten lagen, en waar zich mogelijk gebouwen in het neerhof bevonden. 

Afbeelding: Onderzoek met magnetometer. Copyright Erfpunt