Archeologische fietstocht Velzeke: Alle wegen leiden naar… de heuvels van Zuid-Oost-Vlaanderen

Deze mooie fietstocht start en eindigt aan het Archeocentrum van Velzeke. De volledige fietstocht is 41 kilometer lang en strekt zich uit van de Schelde tot Zottegem. In zes haltes krijg je boeiende informatie mee over archeologische sites in de glooiende heuvels. Je ontdekt er niet alleen Romeinse vindplaatsen in de schaduw van de vicus van Velzeke, maar ook intrigerende sites uit andere perioden, zoals middeleeuwse kastelen en een Merovingisch grafveld. Wie deze route wat te lang vindt, kan ze opsplitsen in twee tochten. Zowel de oostelijke tocht door Zottegem als de westelijke tocht naar de Schelde is 23 km lang.

De route is gebaseerd op het netwerk van fietsknooppunten in Vlaanderen. Per stop lees je hieronder een beschrijving van wat je kan ontdekken. Omdat niet alle archeologische bezienswaardigheden langs knooppunten liggen, zal je af en toe moeten afwijken van die knooppuntenroute. Download de folder met de route en een overzichtskaartje en ga op ontdekking.

In samenwerking met Intercommunale SOLVA, IOED Erfgoed Vlaamse Ardennen, Archeocentrum Velzeke en Vlaanderen Fietsland.

Afbeelding: Opgraving in de Spelaanstraat: detail van Romeins aardewerk, zoals aangetroffen bij de opgraving. Copyright: Solva

De vicus van Velzeke

Volgens de officiële geschiedschrijving werd Gallië in 57 v. Chr. een deel van het Romeinse Rijk. Elke provincie werd onderverdeeld in civitates, waarvan het grondgebied min of meer overeenstemde met de vroegere stamgebieden. Velzeke bevond zich in de Civitas Nerviorum, een onderdeel van de provincie Gallia Belgica.

In de vroeg-Romeinse tijd bevond zich in Velzeke een legerplaats die een defensief systeem had met spitsgrachten, een aarden wal en een houten palissade. Hoogstwaarschijnlijk werd deze opgericht ten tijde van keizer Augustus, op het strategisch belangrijke kruispunt van twee Romeinse wegen, waaronder de weg die de militaire zeehaven van Boulogne-sur-Mer verbond met de Keulen, aan de Rijn.

In de schaduw van deze legerplaats bevond zich een handelsnederzetting, die in de loop van de eerste eeuw uitgroeide tot een vicus. Deze term was een verzamelbegrip dat voor de Romeinen een brede betekenis had, gaande van 'stadswijk' tot wat we nu een 'provinciestad' zouden noemen. De vicus van Velzeke strekte zich uit over maar liefst 30 hectare en werd gekenmerkt door een rudimentair stratenpatroon met een open bebouwing. Aanvankelijk waren de meeste gebouwen in hout opgetrokken, maar vanaf de tweede helft van de 1ste eeuw doet ook steenbouw zijn intrede. Naast de economische functie vervulde de vicus ook een religieuze functie, met de aanwezigheid van twee heiligdommen.

Meer weten?

In en rond Velzeke werd de afgelopen decennia heel wat archeologisch onderzoek uitgevoerd. De talrijke opgravingen in en rond het dorp geven een fascinerend beeld van de Romeinse vicus en zijn bewoners. Zo blijkt dat Velzeke een belangrijk marktcentrum was waar niet alleen lokale goederen maar ook tal van importgoederen werden verhandeld:  gebruiksvoorwerpen zoals vaatwerk, maal- en slijpstenen, luxeproducten zoals terra sigillata, glas en sierraden en allerlei voedingswaren waaronder wijn, vissaus en olijfolie. Bij verschillende opgravingen werden bovendien sporen teruggevonden van diverse ambachtelijke activiteiten. Zo vestigden zich onder meer timmerlui, meubelmakers, bronsgieters, ijzerbewerkers, leerbewerkers en wevers in Velzeke.

Uit het archeologisch onderzoek blijkt ook dat de vicus van Velzeke een centrumfunctie had in een erg dichtbevolkt gebied. Naast nog enkele andere kleine nederzettingen zijn er tientallen grote landbouwbedrijven gevonden die hier naar Romeins model (villa) werden gebouwd. Zij legden zich toe op graanproductie en veeteelt. Ook zijn in en rond Velzeke meerdere grafvelden gekend.

Afbeelding: Algemene situerinsplan, met weergave van de contouren van het Romeinse kamp en de bewoningskern van Velzeke. De ster geeft de locatie van het Archeocentrum aan. Bron: Archeocentrum Velzeke

Het Merovingisch Beerlegem

In 1955 kwamen bij ontzandingswerken in Beerlegem ‘oudheidkundige voorwerpen’ aan het licht. Het hoofd van de toenmalige Nationale Dienst voor Opgravingen stuurde zijn medewerkers meteen ter plaatse, en die concludeerden dat het om een grafveld ging uit de Merovingische periode (6de en 7de eeuw). Ze beslisten om over te gaan tot een opgraving, die uiteindelijk in verschillende fasen tot 1967 zou duren.

In totaal werden 167 graven opgegraven, maar men vermoedt dat er al een vijftigtal graven vernield was door de werken. In totaal dus rond 225 overledenen. Het gaat om zogenaamde inhumaties of lijkbegravingen. De lichamen werden volledig gekleed ter aarde besteld, vaak vergezeld van grafgiften zoals sierraden, wapens, aardewerk of glas. De halssnoeren met glazen kralen en het mooie gordelbeslag doet vermoeden dat de lichamen bijna feestelijk waren uitgedost voor hun laatste reis. Bij de meeste overledenen was de kist in een eenvoudige grafkuil gezet, maar bij een aantal individuen was er sprake van een heuse houten grafkamer.

Afbeelding: Detail uit het opgravingsplan, waarop de locatie van de Merovingische graven te zien is. Uit: H. Roosens en J. Gyselinck 1975, Een Merovingisch grafveld te Beerlegem, Archaeologia Belgica 170.

Meer weten?

Waar en hoe deze mensen tijdens hun leven woonden is tot vandaag ongekend. De opgravers vermoeden dat de nederzetting nabij de dorpskern van Beerlegem gezocht moet worden, maar sporen hiervan werden nooit gevonden. Daarnaast vermoedt men op basis van de grafgiften een zekere sociale gelaagdheid. Een tiental graven zouden tot een hoge sociale klasse behoren: men vond een aantal zeer luxueuze vondsten zoals een koptische bronzen schaal. Het merendeel van de overledenen zouden echter eerder dienaars of landarbeiders zijn. De opgravers veronderstellen dat dit grafveld te koppelen is aan een nabijgelegen landbouwdomein.

Het grafveld van Beerlegem is niet het enige Merovingisch grafveld van de regio. Ook in Strijpen, ten zuiden van Velzeke, kwam in de jaren 60 een gelijkaardig grafveld aan het licht. Ook hier is niet precies geweten waar de levenden woonden.

Afbeelding: Het Merovingisch grafveld kwam aan het licht bij ontginning, die tot vandaag de dag in uitvoering is. Copyright Onroerend Erfgoed

De site van Hermelgem

Een eenvoudige manier om archeologische sites op te sporen is simpelweg de akkers afwandelen en alle artefacten (aardewerk, vuursteen, metaal, glas) registreren die je vindt. Dit wordt ook wel veldkartering genoemd. Concentraties van voorwerpen uit een welbepaalde periode kunnen iets vertellen over wat er in de bodem zit, omdat die sites systematisch worden aangeploegd. Deze methode is in de omgeving van Velzeke veelvuldig toegepast en heeft honderden archeologische sites aan het licht gebracht.
Ook hier, op het open akkerareaal ten noorden van Hermelgem. De oudste artefacten die hier werden aangetroffen dateren uit de prehistorie, waaronder meerdere vuurstenen pijlpunten en afslagen. Opmerkelijker zijn evenwel de erg grote hoeveelheden van vooral Romeins aardewerk: niet alleen lokaal gebruiksaardewerk, maar ook importmateriaal zoals fragmenten van amforen, voorraadkruiken (dolia) of luxe-aardewerk zoals terra sigilata en kruikwaar. Daarnaast trof men ook een aanzienlijke hoeveelheid Romeins bouwpuin aan, waaronder dakpannen en Doornikse kalksteen. De opvallend grote hoeveelheid vondstenmateriaal doet vermoeden dat zich hier een villadomein of zelfs een heuse Romeinse nederzetting bevindt, aan de oevers van de Schelde.

Meer weten?

Het akkercomplex ten noorden van Hermelgem is een mooi voorbeeld van een kouter. Dit woord is afgeleid van het Latijnse woord “cultura” en werd in de middeleeuwen gebruikt als verzamelnaam voor gronden die in cultuur waren gebracht, landbouwgronden dus. Kouters zijn meestal grote, vruchtbare en open akkercomplexen die intensief werden bewerkt door een georganiseerde groep van mensen. De middeleeuwse bewoningskernen liggen mooi verspreid rond dit waardevolle bouwland. 

Afbeelding: Aan de oever van de Schelde, te herkennen aan de bomenrijen, ligt een open en zeer vruchtbaar akkerland. De vele archeologische vondsten wijzen erop dat hier een mogelijke Romeinse nederzetting verborgen ligt. Copyright Onroerend Erfgoed

De motte van Roborst

Even ten zuidoosten van de dorpskern van Roborst bevindt zich achter een boerderij een vreemde aarden ophoging. Deze aarden berg van zowat zeven meter hoog draagt de naam “Tumulus”. Die naam is echter wat misleidend. Het gaat hier namelijk niet om een (Romeinse) grafheuvel, maar om het relict van een castrale motte of mottekasteel.

Mottekastelen werden gebouwd vanaf de 11de eeuw en zijn tot het begin van de 13de eeuw erg populair in het feodale Vlaanderen. Een mottekasteel bestaat uit een opper- en een neerhof. Het opperhof bestond uit een grote aarden heuvel (motte) waarop een toren of zaalvormig gebouw stond. Bij dat opperhof sloot een neerhof aan, waardoor dit vaak een typische achtvormige plattegrond kreeg. Op het neerhof vond je nutsgebouwen zoals een boerderij, verblijven voor personeel, een kapel… Vaak woonde de heer zelf op het neerhof en had het opperhof vooral een representatieve functie. Het geheel was omgeven door palissades en grachten. Voor de middeleeuwse mens moet een mottekasteel alvast behoorlijk indrukwekkend geweest zijn, en was het duidelijk wie er de baas was.

Er zijn weinig gegevens beschikbaar over de geschiedenis van de Tumulus van Roborst. De nabijgelegen hoeve, Ten Daele, gaat terug op het oude neerhof. Het mottekasteel was wellicht de oorspronkelijke zetel van de heerlijkheid Borst en werd in de tweede helft van de 11de eeuw gebouwd door de heren van der Gracht. Dat was op dat moment één van de meest vooraanstaande adellijke familie in het graafschap Vlaanderen. Vermoedelijk werd het mottekasteel in de 13de of de 14de eeuw verlaten, en trok men even ten noorden een nieuw en moderner kasteel op – de voorloper van het huidige kasteel.

Meer weten?

Het kasteel ten noorden van de motte wordt voor het eerst vermeld in 1498. Door een gebrek aan geschreven bronnen is de relatie tussen dit kasteel en de motte is niet volledig duidelijk. Figuratieve kaarten uit de 17de eeuw tonen een omwald kasteel met een vierhoekige plattegrond en torens op de hoeken. Van dit kasteel is op vandaag een bakstenen traptoren bewaard, de “Duivelstoren” genaamd. Zowel deze toren als de gekende afbeeldingen suggereren een kasteel dat dateert in de 15de of 16de eeuw. Het feit dat het opperhof van de motte zo gaaf bewaard is, maakt dan weer duidelijk dat dit mottekasteel niet werd omgebouwd tot waterburcht, wat bij veel mottes wel gebeurde. Waar verbleef de heer van Borst in de 14de en de 15de eeuw? Ligt er onder het “Zeventorenkasteel” in het kasteelpark nog een oude burcht verscholen?

Het huidige kasteel werd gebouwd in 1799, in opdracht van Vrouwe Marie-Charlotte Van De Woestyne, dame van Roborst en toen echtgenote van burggraaf Vilain XIIII. Het omgevende park van 5 hectare groot werd in de 19de eeuw aangelegd in landschappelijke stijl. 

Afbeelding: Verborgen achter de boerderij ligt een grote aarden heuvel: een zeldzaam relict van een middeleeuwse castrale motte. Copyright Onroerend Erfgoed

Zottegem en het Egmontkasteel

De geschiedenis van Zottegem is nauw verweven met de groei en de ontwikkeling van het Egmontkasteel, in het noorden van het huidige stadscentrum.

Het Egmontkasteel klimt op tot de 11de eeuw en was in oorsprong wellicht een mottekasteel, de gebruikelijke bouwstijl in die periode. Archeologisch onderzoek in de jaren ’80 en ’90 van vorige eeuw maakte duidelijk dat het oorspronkelijke kasteel in het midden van de 12de eeuw werd omgebouwd tot een burcht, waarbij er onder meer een natuurstenen donjon en een kapel in Romaanse bouwstijl werden opgetrokken. Deze burchtkapel diende ook als parochiekerk voor de nederzetting die zich ten noorden van de burcht bevond.

Op het einde van de 13de eeuw besloten de heren van Zottegem tot een vergaande reorganisatie van de nabijgelegen nederzetting. Alle belangrijke functies, waaronder een rechtbank en een markt, werden op een nieuwe plaats ten zuiden van de burcht gebundeld. Ook werd er een nieuwe parochiekerk gebouwd, de huidige Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartkerk. Om de link tussen de nieuwe kern en het kasteel duidelijk te houden, legde men een brede en statige dreef aan, de huidige Heldenlaan.

Recent werd een archeologische opgraving uitgevoerd op de Markt, in het kader van de aanleg van een nieuwe toegangspartij naar de crypte van graaf Egmont in de kerk. Bij deze opgravingen kwamen tal van sporen van het oude kerkhof rond de OLV-Hemelvaartkerk aan het licht. De crypte is zeker een bezoekje waard!

Afbeelding: Digitale reconstructie van het Egmontkasteel in de 14de eeuw. De volledige reeks is te zien in de stadsbibliotheek in het voormalige kasteel. Copyright: stad Zottegem

Meer weten?

De oude burcht van de heren van Zottegem was op het einde van de 15de eeuw behoorlijk uitgeleefd. In 1530 kwam het geheel via een erfenis in handen van de heren van Egmont, die de site grondig ombouwden tot een hof van plaisance. In vergelijking met de massieve en kille middeleeuwse burchten waren dergelijke nieuwe kastelen een waar oord van luxe: er waren grote ramen met glas-in-lood, talrijke haarden met schoorstenen, kleurrijke vloeren en slanke traptorentjes die spiegelden in de walgracht. Het is dit kasteel dat het decor vormt voor de woelige gebeurtenissen in 1568, waarbij graaf Egmont samen met graaf Hoorn in Brussel werd onthoofd door de Spaanse troepen van Alva.

Het Egmontkasteel is vandaag in gebruik als stadsbibliotheek. Je kan er niet alleen tal van sporen van de bewogen geschiedenis zien, maar er is ook een digitaal tijdsvenster dat de geschiedenis van het kasteel en zijn illustere bewoners virtueel weergeeft. In het omgevende park kan je de resten van de oude burcht bewonderen.

Afbeelding: Opgraving door Solva op de Markt, waarbij onder meer restanten van de verdwenen begraving werden aangetroffen. Copyright: Solva

Spelaanstraat in Leeuwergem

In 2012 kwam een boeiende site aan het licht in de Spelaanstraat in Leeuwergem. Het archeologisch onderzoek paste in de ontwikkeling van een nieuw bedrijventerrein. Uit het proefsleuvenonderzoek bleek dat er Romeinse bewoningssporen aanwezig waren, daarom werd besloten om over te gaan tot een opgraving. Dat is namelijk de enige manier om te voorkomen dat waardevolle kennis verloren gaat. Na opgraving is de site weliswaar fysiek vernield, maar is de informatiewaarde behouden en kan deze ontsloten worden.

De opgraving bracht een Romeins gehucht aan het licht, daterend tussen de 1ste en de 3de eeuw. De nederzetting ontwikkelde zich langs een weg die aansloot op de hoofdweg van Boulogne naar Keulen. De bewoning bestaat niet uit luxueuze villa’s met imposante stenen gebouwen, maar uit een aantal erven met daarop kleine en bescheiden houten woningen. Naast de bewoningssporen werden ook een 40-tal graven aangetroffen, met daarin de resten van de brandstapel waarop de overledene gecremeerd werd.

Afbeelding: Sfeerbeeld van de opgraving in 2012. Copyright: Solva

Meer weten?

De opgraving werpt een nieuw licht op de Romeinse bewoning in de regio, waarbij niet enkel Romeinse vici zoals Velzeke of villae een rol speelden. Tussen deze reeds langer gekende sites bevindt zich vermoedelijk een netwerk van boerenerven en kleinere gehuchten, die ook van belang waren in het toenmalige economische weefsel. Dit soort nederzettingen bestaat uitsluitend uit (traditionele) houtbouwwoningen die een evolutie zijn uit de bouwtraditie van de pre-Romeinse periode. Dit type had ongetwijfeld een andere economische functie dan de villadomeinen.

De intercommunale Solva liet aan de inkom van het nieuwe bedrijventerrein een infokiosk oprichten met informatie over de opgraving. De structuur van de kiosk is gebaseerd op één van de Romeinse woningen die hier werden opgegraven: de houten palenconstructie verwijst naar de dragende palen die de basis voor het gebouw vormden.

Op weg naar Velzeke passeert de route langs het kasteel van Leeuwergem. Het huidige kasteel is gebouwd tussen 1762 en 1764, maar gaat terug op een voorganger uit de 15de eeuw. Kasteel en park zijn privédomein en niet vrij toegankelijk.

Afbeelding: Reconstructietekening van het Romeinse erf dat werd opgegraven aan de Spelaanstraat. Copyright: Solva

De Paddestraat

De Paddestraat is een bijzonder mooie kasseistrook die Velzeke verbindt met Roborst. De naam is een begrip in wielermiddens, vooral bekend door de passage van de Ronde van Vlaanderen en andere voorjaarsklassiekers.

Ook archeologisch is de Paddestraat een naam die klinkt als een bel. Velzeke ontstond namelijk op het kruispunt van twee belangrijke Romeinse wegen. Enerzijds was er de Romeinse weg tussen Boulogne-sur-Mer en Keulen aan de Rijn, met een west-oostverloop. Op deze route liggen belangrijke Romeinse nederzettingen zoals Cassel, Wervik, Tienen, Tongeren en Maastricht. De tweede weg verliep Noord-Zuid en verbond de vicus van Velzeke met de belangrijke Romeinse stad Bavay, de hoofdstad van de Civitas Nerviorum. Beide hoofdwegen hadden zowel een militaire als een economische functie. De Paddestraat is een deeltje van de weg Boulogne – Keulen.

Deze stop passeer je enkel op de twee verkorte routes, zowel de oostelijke als de westelijke variant. Op de lange route passeer je deze stop dus niet.

Deze kasseiweg is ook opgenomen in het Via Romanaproject, een toeristische fietsroute die Velzeke met Bavay verbindt. Mocht je na deze fietstocht nog energie hebben…

Afbeelding: De kasseien van de Paddestraat, een tracé dat teruggaat op de Romeinse weg naar Bavay. Copyright Onroerend Erfgoed