Jaar van het spoor 2021: De trein is altijd een beetje reizen - deel I

Bouwkundig erfgoed

“One must travel, to learn”, schreef Mark Twain al in 1869. En waarom niet met de trein? Erfgoedonderzoeker Pol Vanneste neemt je mee. Aan het loket in Kortrijk koopt hij een ticketje heen & terug... Eerst spoort hij naar Oostende, met een verrassende overstap in Brugge. Een tweede reis gaat naar Poperinge in de Westhoek. Terwijl de trein dendert, schuiven de stations uit diverse periodes aan het raampje voorbij... Pol vertelt je meer over deze stationsarchitectuur. In deel 1 reist hij in de tijd  naar de eerste grote staatsstations en de kleine stationnetjes van private spoorbedrijven.

In 1835 – tien jaar na Groot-Brittannië - liet ons land als eerste op het continent een stoomtrein rijden van Brussel naar Mechelen. In het daaropvolgende decennium tekende de jonge Belgische staat in snel tempo de basislijnen van zijn spoornet uit en verbond zo de belangrijkste steden met elkaar. Dit spoornet werd ook architecturaal op de kaart gezet.

Grote stations door architecten van de staatsspoorwegen

De Brusselse architect August Payen ontwierp in 1841-1844, pas in dienst bij de staatsspoorwegen, het eerste station van Brugge op ’t Zand. Kenmerkend voor dit neoclassicistische gebouw waren de bepleisterde lijstgevels en de symmetrische opbouw, geaccentueerd door hoekpilasters, rondbogen, balusters en frontons. De hoge middenpartij met attiek en fronton was geflankeerd door lagere vleugels en hoekpartijen met fronton. Een huzarenstukje: bij de bouw van een nieuw station in Brugge werd het oude station van Payen per trein overgebracht naar Ronse, waar het vandaag nog steeds staat; het oudste station op het Europese vasteland!

Het neoclassicistische Brugse station verhuisde eind 19de eeuw naar Ronse - © railstation.be

De stations van Kortrijk (in 1858 gebouwd door Payen), Oostende-Kaai en het nieuwe - maar intussen afgebroken - neogotische station van Brugge werden voorzien van immense glazen perronoverkappingen. Deze spoorwegkathedralen waren vergelijkbaar met Antwerpen-Centraal of grote Noord-Franse stations zoals Lille Flandres. De perronoverkapping uit 1878 in Kortrijk werd jammer genoeg vernietigd bij de luchtaanvallen van 1944.
De 'Gare Maritime' van Oostende verzekerde de aansluiting op de veerboten naar Engeland en kreeg tijdens de Belle Epoque de nodige uitstraling met een fraaie perronoverkapping en een station geïnspireerd op de Franse neorenaissance. Na zware beschadiging in oktober 1918 moest de constructie van metaal en glas echter gesloopt worden. De sfeer ervan vind je nog terug in de bewaarde stationshal uit begin 20ste eeuw. De nieuwe overkapping van de perrons uit begin 21ste eeuw vormt een herinnering aan de vernietigde constructie.

Oostende-Kaai: in 1918 vernietigde perronoverkapping van metaal en glas © railstation.be

Private spoorconcessies

In de sociale en economische crisisjaren 1840 wou de overheid ook het platteland en de kleinere steden ontsluiten. Deze verfijning van het spoornet werd uitbesteed aan private investeerders zoals William Chantrell, een Bruggeling van Britse komaf. Zijn in 1845 opgerichte Société Anonyme des Chemins de fer de la Flandre Occidentale ambieerde om het mondaine Oostende rechtstreeks met Parijs te verbinden. Door de karige verloning stond de in 1846-1847 aangelegde spoorlijn 66 van Kortrijk naar Brugge bekend als “Droogenbroodroute”. In 1853-1854 volgde lijn 69 Kortrijk-Poperinge, met verlenging tot het Franse Hazebrouck in 1870. La Flandre Occidentale had stations in onder meer Heule, Izegem, Lichtervelde, Torhout (lijn 66), Bissegem, Wevelgem, Menen, Komen, Ieper, Vlamertinge en Poperinge (lijn 69). Lichtervelde, Torhout en Ieper werden bij de verdere uitbouw overstapstations met andere bedrijven. Bij de aanleg van lijn 73 door het bedrijf Chemin de fer de Lichtervelde à Furnes (1858) maakte Lichtervelde zijn naam als “middenstatie” waar. Met Chemin de fer d’Ostende à Armentières spoorde je vanaf 1868 rechtstreeks van Torhout naar Oostende. Vijf jaar later verbonden de trajecten (Ieper-)Komen-Armentières en Torhout-Ieper de Noord-Franse industrie met de Oostendse haven. Voor het private verhaal was dit een eindpunt, want vanaf 1878 kocht de staat de private concessies terug.

Private stations met herkenbare architectuur

De stations op de private lijnen hadden niet de omvang en de allure van de staatsstations, maar waren door het herhalen van een basistypologie architecturaal toch erg herkenbaar. De typologie voor de kleine stations op de lijn Kortrijk-Brugge is goed bewaard bij het stationnetje van Heule (er stopt geen trein meer).

Het lage gebouw van rond 1850 is opgetrokken in witgeschilderde baksteen en gevat onder een pannen zadeldak. Ook de gekasseide laadkoer voor het station is bewaard. Als er al een stationschef was, verbleef deze mogelijk in de 19e-eeuwse herberg "In de Reizigerskring" aan de overzijde. Dit was ook zo in Lichtervelde waar er bij de opening van het nieuwe station in 1858 geen woning werd voorzien. Hoewel groter en met een hoge middenvleugel vertoonde dit gebouw gelijkenissen met Heule. De stationschefwoning in Lichtervelde kwam er pas in 1872.

Heule: station (nu café) en herberg "In de Reizigerskring" - 2021

Lichtervelde: station in 1858  gebouwd bij opening tweede spoorlijn © railstation.be

Op spoorlijn 69 Kortrijk-Poperinge bouwde La Flandre Occidentale een ander type kleine stations. Deze gebouwtjes met kenmerkende neoclassicistische bepleistering, imitatiebanden en rondboogvensters waren gevat onder pannen schilddaken. In eindstation Poperinge - sinds 1972 rijdt de trein niet meer door naar Hazebrouck - is het station met kern van rond 1855 bewaard. Een prentkaart uit de tweede helft van de 19de eeuw toont de bedrijvigheid bij de aankomst van een stoomtrein. Let op de luifel aan de perronzijde en de ijzeren mast voor de elektrische telegraaf! De draden van telegrafielijnen liepen immers langs de spoorlijnen. Het telegrafie- en ook het postkantoor maakten meestal deel uit van het station.

Poperinge: station met bepleisterde gevels, luifel en ijzeren telegrafiemast © railstation.be

Wevelgem, Menen, Komen en Vlamertinge hadden gelijkaardige stations. In 1890 kwam er in Menen naast het oorspronkelijke station een nieuw roodbakstenen station waarbij rondbogen gecombineerd werden met sierlijke pilasters, baksteenspiegels en frontons. Het oude station deed verder dienst als telegrafiekantoor. Mogelijk werd de hogere stationschefwoning ook in deze periode gebouwd. Met uitzondering van Poperinge en Wevelgem (waar we volgende week even uitstappen) werden alle stations op lijn 69 vernietigd of zwaar beschadigd tijdens WO I.

Menen: eerste station tussen nieuw station (1890) en hogere woning in 1918 © railstation.be

 

Foto bovenaan: Kortrijk: stationsloket in tweede helft jaren 1950 (Collectie NMBS –  Train World Heritage).