Jaar van het spoor 2021: De trein is altijd een beetje reizen - deel II

Bouwkundig erfgoed

Samen met Pol springen we opnieuw op de trein. Aan het begin van de 20ste eeuw haken we in bij het vervangen van kleine private stations door staatsstations. Even onmisbaar voor de spoorinfrastructuur waren goederenstations en baanwachterswoningen. Na de oorlogsvernietiging van de meeste stations op de lijn Kortrijk-Poperinge (WO I) ‘herrezen’ deze rond 1924 in een regionalistische stijl. Daarna volgen nog boeiende spoordecennia met een art-decostation in Izegem en een nieuw station in Brugge als toonbeeld van modern classicisme. Een gelijkaardige architectuurtaal werd bij de wederopbouw van het Kortrijkse station na WO II gecombineerd met een fiftiestoets.

Na de overname van La Flandre Occidentale door de staat in 1906 werden in Wevelgem en Lichtervelde nieuwe stations van het staatstype ‘1895’ gebouwd. Dit gebeurde net voor WO I waarin het nieuwe station van Lichtervelde zware schade zou oplopen. Deze stations hebben dezelfde opbouw en vormentaal. De centrale hogere vleugel met stationschefwoning  is gevat tussen lagere vleugels. Bekeken vanaf het perron is dat links de lange dienstenvleugel (variabel in lengte) met onder meer de wachtzaal en de loketten, en rechts een korte woonvleugel, een aansluitende bergruimte onder lessenaarsdak en een koertje.

Wevelgem: stationstype ‘1895’ met hogere stationschefwoning in 1978

Kenmerkend voor de plattegrond is ook het vrijstaande toilettengebouwtje met lampisterie. De rondbogige muuropeningen in elke travee van de begane grond, van elkaar gescheiden door lisenen, zorgen voor een sterke gevelritmering. De baksteenfriezen boven de vensters en de overkragende gootlijsten met sierlijk houtwerk belijnen het gebouw horizontaal. Van de glazen luifels op gietijzeren draagarmen aan de perronzijde getuigen nog de blauwhardstenen aanzetstenen in de gevels. Terwijl dit basistype meestal in egaal-rode baksteen werd opgetrokken, heeft het station van Wevelgem een parement van rode sierbaksteen, verlevendigd met banden en bogen in gele baksteen. Erg uitzonderlijk is ook de grijze machinale strengperssteen met banden in rode baksteen bij het station van Lichtervelde.
Was je even ingedommeld? Geen paniek, het naambord toont in welk station onze trein gestopt is... Typisch voor de NMBS zijn de witte letters op blauwe achtergrond. Betegelde naamborden met rode letters, zoals in Wevelgem en Lichtervelde, vormen dé uitzondering. Uniek bij dit laatste station zijn de tegeltableaus onder de dakrand van de stationschefwoning, met afbeelding van de Lichterveldse paardenmarkt op de Statieplaats. Zonder spoorwegtransport was deze internationaal vermaarde paardenmarkt ondenkbaar.

Lichtervelde: naambord & tegeltableau van de internationaal vermaarde paardenmarkt in 2010

Goederenstations

Uiteraard was ook het goederentransport erg belangrijk voor een station. Denk hierbij aan de paardenmarkten in Lichtervelde en Torhout maar ook aan vlas- en andere nijverheden. In Wevelgem is een goed voorbeeld van een goederenloods van 1924 bewaard. Bij de restauratie in 2011-2014 werden de luifels boven de laadpoorten - op wagen- of wagonhoogte - hersteld. Sindsdien doet de loods dienst als gemeentelijke ceremoniezaal.

Wevelgem: loods met opschrift “Goederen-Marchandises” en luifels boven de poorten (© Gemeentebestuur Wevelgem, 2014).

Baanwachterswoningen

Bareelwachters bij de overwegen - onontbeerlijk voor het vlot functioneren van het transport per spoor - moesten permanent beschikbaar zijn. Meerdere voorbeelden van de erg herkenbare kleine woningen die de spoorwegen voor hen bouwden, zijn bewaard. Kenmerkend zijn de overkragende lage zadeldaken en de druiplijsten boven de getoogde muuropeningen als enige versiering. De roodbakstenen woning in Zarren werd in 1898 gebouwd op de spoorlijn Lichtervelde-Veurne, die toen reeds door de staat was overgenomen. Het typische geometrische hekwerk in beton van het voortuintje is intussen verdwenen.

Zarren: basistypologie baanwachterswoning in 2007

Wederopbouwstations 1.0

De meeste stations op lijn 69 Kortrijk-Poperinge werden verwoest tijdens WO I. Een vlug herstel van de spoorlijnen, reeds in 1919, was een noodzakelijke voorwaarde voor de wederopbouw van de Verwoeste Gewesten. De voorlopige stationsbarakken waren meestal tegen 1924 vervangen door een wederopbouwstation. Bij dit regionalistisch geïnspireerde stationstype van architecten N. Richard en August Desmet maakte de bepleistering plaats voor rode of gele baksteenbouw met horizontale belijning in blauwe hardsteen, de rondboogornamentiek voor gekoppelde vensters onder getoogde strek. Hoewel wolfsdaken reeds sporadisch voorkwamen bij vooroorlogse stations, werden deze nu pas volop toegepast in de stationsarchitectuur. De kleine wederopbouwstations van Bissegem, Vlamertinge en Wervik zijn gaaf bewaard en hebben nu een horecabestemming. In Bissegem kan je op perron 2 op de trein wachten in het betonnen wachthuisje, een vaak gebouwd standaardtype van de NMBS. Net als het typische hekwerk in beton zijn deze wachthuisjes zeldzaam geworden.

Bissegem: wederopbouwstation en betonnen wachthuisje in 2021

Interbellumstations

Ondanks de vooroorlogse pleidooien voor een nieuw station in Izegem (lijn 66) werd het eerste station er pas in 1930-1931 vervangen. Voor dit uitzonderlijke gebouw hanteerden NMBS-architecten P. Nouille en G. Duchateau een geometrische vormentaal in art deco, met sierlijke contrastwerking van baksteen en bepleisterde gevelvlakken. Door de wolfsdaken, gedekt met rode tichelen, refere(e)r(d)en de stationshall en het telegrafiekantoor aan de wederopbouwstations van het vorige decennium. Een luifel en een fronton met klok accentueerden het stationsportaal. Midden jaren 1970 moest het telegrafiekantoor plaats maken voor koning auto. Een autobrug overschaduwt letterlijk het station, dat ook in detaillering verschraald is. Wel is op perron 2 een fraai betonnen wachthuis bewaard. Het schuine dak van de open constructie met houten zitbanken en beglaasde zijwanden rust op betonnen spanten.

Izegem: art-decostation met rechts het verdwenen telegrafiekantoor (nl.geneanet.org)

Izegem: betonnen wachthuis uit de jaren 1930 in 2003

Eind 19de eeuw bestonden in Brugge reeds plannen om de spoorlijnen buiten de vestingen te brengen met een nieuw stationsgebouw. Het duurde tot 1936 vooraleer men kon beginnen met de bouw van het huidige, derde Brugse station in Sint-Michiels. Het monumentale gebouw van de Brusselse architecten Josse en Maurice Van Kriekinge richt zich naar het bij de bouw ontstane Stationsplein. Het gebouw met symmetrische hoofdvleugel van 23 traveeën vormt een goed voorbeeld van modern classicisme. In het dominante hogere middenrisaliet leiden de luifel en de grote vensterpartij je naar de imposante lokettenzaal. Hier trekt een 18 meter lange muurschildering alle aandacht. René De Pauw, een Brussels schilder met Brugse roots, brengt er met historische stadssilhouetten en anekdotische details een ode aan stad, streek en land. De schilder beeldde ook zichzelf af en schilderde de titel van zijn werk op een schildersezel: "Mijn landeken ten eere".

Brugge: muurschildering "Mijn landeken ten eere" (Collectie NMBS – Train World Heritage).

Wederopbouwstations 2.0

Ook tijdens WO II was stationsinfrastructuur het doelwit van beschietingen. In Kortrijk was de ravage na de bombardementen van 1944 enorm. Bij de wederopbouw van het station in 1951-1956 speelde de Kortrijkse architect Pierre Pauwels in op het stratenpatroon rondom het Stationsplein. Door inplanting en vormgeving vormt het imposante gebouw vanuit meerdere straten een baken. Het quasi symmetrische station van 28 traveeën paart een modern classicisme met een fiftiestoets. Het omvatte onder meer de kantoren van RTT, politie en douane, de lokettenzaal, het stationsbuffet en de stationschefwoning. De hogere middenvleugel met speels gebogen vorm en grote glaspartij nodigt de reiziger binnen in de lokettenzaal. Afgeschuinde lisenen ritmeren de flankerende vleugels. Aan de perronzijde biedt een betonnen luifel met glasdallen beschutting. Ook in het station van Kortrijk kreeg kunst een belangrijke plaats. Een bas-reliëf van beeldhouwer Maurits Witdouck, met allegorische voorstelling van reizen, vormt links van het portaal de pendant van het spooruurwerk. In de lokettenzaal verbeeldt een werk van de Brugse keramist Rogier Vandeweghe de Kortrijkse nijverheden. (Terminus)

Kortrijk: station kort na de wederopbouw van 1951-1956 (Collectie NMBS – Train World Heritage).

 

Foto bovenaan: Wederopbouwstation Vlamertinge © railstation.be

Bibliografie:

•    DE BOT H. 2002: Stationsarchitectuur in België. Deel I: 1835-1914, Turnhout.
•    DE BOT H. 2003: Stationsarchitectuur in België. Deel II: 1914-2003, Turnhout.
•    RYCKAERT M. 2015: Spoorwegen in West-Vlaanderen, In de steigers erfgoednieuws uit West-Vlaanderen, 22/4, 121-136.
•    WAEYAERT F. 1988: Sporend door Noordwest-Vlaanderen: 150 jaar spoorgeschiedenis, Brugge.
•    WAEYAERT F. & LERMYTE J.-M. 1997: De droogenbroodroute 1847-1997: de spoorlijn 66 Brugge-Kortrijk, Aartrijke.
•    WELTER H. & WAGEMANS S. 2012: Het grote Belgische stationsboek, Leuven.
•    OPSOMMER R. & GOUDESEUNE K. 2011: Tentoonstelling Ieper in stukken. Op 't perron. Trein en tram in Ieper, Ieper.
•    http://www.railstation.be (geraadpleegd 19.04.2021).
•    https://www.trainworld.be/nl/collecties/erfgoeddatabank (geraadpleegd 19.04.2021).
•    PANNIER N., PIETERS H. & LODEWYCK W. (redactie) 2020: Openmonumentendag 2020. Wederopbouwarchitectuur. Hoe Kortrijk uit het puin herrees 1944-1958, Kortrijk.