Metaaldetectie 2020: Goede foto's van metalen voorwerpen

Vorig jaar, op de eerste Netwerkdag Metaaldetectie, organiseerde onze erfgoedfotograaf Kris een demo-atelier voor het fotograferen van metalen voorwerpen in een studio. Dat bleek behoorlijk in de smaak te vallen bij de aanwezige metaaldetectoristen. Wat goed nieuws is, want de doorsnee kwaliteit van foto’s bij meldingen van detectievondsten mag soms wel wat omhoog. Goede foto’s zijn nu eenmaal nodig. Reden genoeg voor Kris om wat tips & tricks, do’s & don’ts op te lijsten.

 

Foto’s van goede kwaliteit zijn een absolute noodzaak bij het illustreren van wetenschappelijk en historisch onderzoek. Ze moeten duidelijk leesbaar zijn, en zo weinig mogelijk voor interpretatie vatbaar. Het viel mij tijdens de demo op dat veel zoekers zelden stilstaan bij het belang en de waarde van degelijke foto’s van hun vondsten. Anderen hadden zich laten overhalen om het verkeerde materiaal te kopen in goedkope webshops. Wat je precies nodig hebt, en hoe je het moet gebruiken, komt hieronder uitgebreid aan bod.

Belangrijk om weten is dat deze blog slaat op het fotograferen van individuele voorwerpen. Het is de techniek die je bij voorkeur toepast op je ‘mooiste’ vondsten. Daarnaast is het even belangrijk dat je je vondsten ook in bulk fotografeert, zowel de mooie als de rommel. Voor die foto’s zijn de eisen veel minder streng, maar ze zijn wel belangrijk voor de onderzoekers van Onroerend Erfgoed.

 

 

 

 

Materiaal

Je hebt helemaal geen duur of ingewikkeld fotomateriaal nodig. Een basis studio-opstelling bestaat uit een camera op statief, één lichtbron, een stuk piepschuim om licht te reflecteren, een matte, grijze achtergrond en een schaallatje. Hoe ingewikkelder je materiaal, hoe moeilijker te gebruiken en hoe meer er fout kan gaan.

Laat ik beginnen bij het simpelste: een matte, grijze achtergrond. Mat omdat hij anders voor storende reflecties kan zorgen. Grijs omdat dit je camera niet in de war brengt. Wit is blijkbaar de favoriete achtergrondkleur van veel zoekers, maar is geen goed idee. Het vergroot het contrast tussen onderwerp en achtergrond. Dat heeft als gevolg dat het onderwerp onderbelicht zal zijn, of de achtergrond overbelicht. Met grijs heb je dit probleem niet. 

Een schaallatje zorgt voor de juiste referentiemaat, en is onontbeerlijk. Je kan hiervoor een simpele meetlat gebruiken, of je kan er eentje online kopen. Ik werk met schaallatjes van het Franse Strati-Concept, maar er zijn er nog andere. Je vindt ze in vele maten en kleuren, afzonderlijk of in een set. Of je kan ze zelf maken. Op de website van MEDEA kan je een blad met schaallatjes downloaden en afdrukken. Meet na het printen wel goed na of de maat correct is.

Daarnaast heb je nog een heleboel kleine prulletjes nodig die je nergens kan kopen, maar wel overal kan vinden. Ik heb door de jaren heen een hele zak vol verzameld met kleine transparante plastic potjes, blokjes, steuntjes groot en klein, uitgedroogde plasticine, … Ze komen allemaal van pas bij het stutten van vondsten die niet vlak willen blijven liggen voor de foto. Onderschat de waarde van die prulletjes niet!

Een vondst die niet vlak wil liggen, kan je een handje helpen door er een stukje oude, uitgedroogde plasticine onder de stoppen. Nieuwe plasticine kleeft te veel, en kan schade veroorzaken.

 

Licht

De lichtbron is het belangrijkste onderdeel van onze fotostudio. Ik hoorde van sommige zoekers dat ze een opstelling gebruiken waarbij het licht van alle kanten komt, zodat het voorwerp goed uitgelicht is. Soms hebben ze daarvoor zelfs zo een handig opnametentje online gekocht. Ik sprak ook iemand die er zelf eentje gemaakt had met veel te veel LED-strips. Doe dat niet! Je hebt maar één lamp nodig. De gekende webshops voor hobby, huis, tuin en keuken verkopen handige sets met daglichtlampen op statief, en dit voor prijzen tussen 50 en 150 euro. Deze lampen hebben enkel een aan/uit-knop, en zijn dus gemakkelijk in gebruik. Je regelt de intensiteit van het licht door de lamp dichterbij of verderaf te zetten. Maar een simpele bureaulamp kan ook dienen; de camera kan de kleurtemperatuur probleemloos corrigeren.

Verboden te kopen: opnametentjes of -boxen

 

Eén lamp is echt wel voldoende. Om de vorm en textuur van een voorwerp duidelijk zichtbaar te maken, moet je volume creëren. Dit doe je door licht te gebruiken dat uit één richting komt; dit is je hoofdlichtbron. Op die manier krijg je op je voorwerp een lichtzijde en een schaduwzijde. De manier waarop het gefocuste licht over de vondst schijnt, maakt duidelijk waar de holtes en dieptes, de groeven en de uitsteeksels zitten. Gebruik je zo’n opnamebox, of meerdere lampen die even sterk langs alle kanten schijnen, dan heeft je licht geen richting meer. Hierdoor vlak je alle volume uit, en zie je niet meer of je vondst een platte munt of een ronde knikker is.

Knikker of munt, een kwestie van licht. Met één lichtbron (links) en met twee (rechts).

 

De leuke details van een vondst, zoals de kop van de Romeinse keizer, een jaartal, een merkteken, zitten verborgen in het reliëf van het oppervlak. Om dat reliëf zichtbaar te maken plaats je de hoofdlichtbron zo laag mogelijk, waarbij de lichtstralen bijna parallel op het oppervlak invallen, en het licht er rakelings langs strijkt. (Vandaar ook de naam: strijklicht.) Het lage licht belicht alle bobbels en ribbels op het oppervlak langs één kant, waarbij de andere kant in de schaduw komt te liggen. Het zorgt voor een contrasterend helder lijntje bovenop deze oneffenheden. In diepere groeven kan het laagstaande licht niet doordringend, waardoor ze donker blijven. Dat contrast zorgt ervoor dat het reliëf op die plaats zichtbaar wordt, en het kan onmogelijk bereikt worden in een foto-tentje of met meerdere lampen. 

Deze manier van werken is heel gemakkelijk uit te testen op munten, omdat ze doorgaans allemaal dun en plat zijn. Maar soms wil je vondsten fotograferen met een meer complexe vorm, zoals fibulae, deurbeslag, insignes of geplooide munten. Voor zulke hogere, dikkere voorwerpen moet je doorgaans je lamp wat in de hoogte verstellen, en de invalshoek van het licht wat veranderen. Die variaties zijn noodzakelijk om de textuur van het oppervlak zo optimaal mogelijk te kunnen fotograferen. Belangrijk: controleer voor elk voorwerp met het blote oog of het licht moet aangepast worden. Het maakt een wereld van verschil. 

De truc met het piepschuim

 

Bij meer volumineuze vondsten zal je zien dat het licht-donker effect waarvan sprake hierboven té contrasterend is. Dat kan je oplossen door de schaduwzijde een beetje op te helderen. Je zou dat kunnen doen met een tweede, minder krachtige lamp (een secundaire lichtbron), maar dat is helemaal niet nodig. Ik gebruik meestal een stuk wit piepschuim, dat ik tegenover de lamp aan de schaduwkant van het voorwerp plaats. Het reflecteert het licht op de donkere zijde en maakt het helderder. Het ruige oppervlak van het piepschuim zorgt ervoor dat het licht meer verstrooid wordt in alle richtingen, waardoor het zachter wordt. Ideaal om op te helderen. Hoe dichter je het piepschuim plaatst, hoe groter de opheldering zal zijn. Aan jou om te variëren met de afstand tot je het gewenste resultaat bereikt hebt. Let er wel op dat het piepschuim buiten beeld blijft.

 

Camera

Over de camera kan ik kort zijn: gebruik er eentje die je zonder problemen kan bedienen. Zeker niet de grootste of de duurste. (Dat mag zelfs je smartphone zijn, indien je het licht correct geplaatst hebt.) Zorg er wel voor dat je camera geschikt is voor het maken van macro-opnames. Je vondsten zijn meestal klein, dus je zal de camera dichtbij moeten brengen voor een goede foto. Om diezelfde reden zet je je camera best op een statief. Door de korte afstand tussen lens en voorwerp zal de kleinste beweging van de camera grote gevolgen hebben voor de scherpte van je foto. Hoe steviger het statief, hoe beter, maar je hoeft ook daarmee niet te overdrijven. Er zijn verschillende modellen in de handel, waarvan je de centrale kolom 90 graden kan kantelen. Hierdoor kan je je camera loodrecht naar beneden richten, en de vondst van bovenaf fotograferen. Nog een handige tip: gebruik een afstandsbediening om af te drukken. Op de knop drukken kan de camera immers doen bewegen en de foto onscherp maken. Bij macro-opnames wordt dat effect zelfs nog uitvergroot. Met een afstandsbediening elimineer je dit risico. Je kan ook de timerfunctie van de camera gebruiken, waarbij de foto pas enkele seconden na het afdrukken gemaakt wordt. Dat is voldoende tijd voor de trillingen om weer te verdwijnen. Een tamelijk feilloos systeem dat ikzelf al jaren toepas wanneer ik geen afstandsbediening ter beschikking heb. 

De basis is heel simpel: camera, lamp, vondst, klaar

 

Nog een laatste tip als uitsmijter. Als je je voorwerp, bijvoorbeeld een munt, gewoon op de achtergrond legt, dan zullen beide in de foto even scherp zijn. Is de achtergrond van wat ruwer materiaal gemaakt, dan kan dat storend zijn. Je kan dat vermijden door de munt op een gave, krasloze plexiplaat te leggen, die je 5 à 10 cm boven de achtergrond plaatst. Het is geen must, maar hierdoor zal de munt scherp en de achtergrond onscherp zijn, en komen beide visueel los van elkaar. 

Succes ermee!