Van Balatonszárszó tot Rosmeer: ontstaan en verspreiding van de Bandkeramiek

Archeologie

Het spelletje “ik ga op reis en neem mee…” is een beproefde remedie tegen kindergejoel op de achterbank bij lange autoritten. Misschien hebben de heren en dames van de zogenaamde Bandkeramische cultuur dat spelletje wel verzonnen. Het is anders wel op hun lijf geschreven.

Deze immigranten kwamen rond 5200 voor Christus in de Lage Landen terecht en namen op hun reis veel dingen mee. Eén van die zaken was de landbouw. In Vlaanderen kunnen we door alle gegevens op een rijtje te zetten ongeveer 27 dorpen van deze cultuur herkennen. Voor dat laatste verwijzen we naar een recent verschenen onderzoeksrapport. We gaan hier niet dieper in op sporen, vuurstenen en toevalsvondsten. Het lijkt ons interessanter om verder in het verhaal van de Bandkeramiekers te duiken.

Afbeelding bovenaan: Een opgraving van een huisplattegrond van de Bandkeramiek in de Toekomststraat in Riemst (foto: Onroerend Erfgoed)

Waar ontstond de Bandkeramische cultuur?

De Bandkeramische cultuur onstond in Oost-Europa. Bij wijze van perspectief helpt het om op Google Earth eerst even naar Rosmeer in ons eigenste Limburg te gaan, en om daarna Balatansárszó in te tikken. Je vliegt dan in een aantal seconden ongeveer 1000 kilometer naar het zuidoosten, naar de Hongaarse laagvlakte. Als Google Earth het zou toelaten om luchtfoto’s van de 56e eeuw vóór Christus te tonen, zou je daar een kleine nederzetting kunnen zien. Die bestond uit enkele langwerpige huizen, met wat vee en akkers. Zo zag één van de oudste nederzettingen van de Bandkeramiek eruit. Deze cultuur was een belangrijke schakel in de verspreiding van de landbouwpraktijk, die op zijn beurt zijn wortels heeft in het gebied van Tigris en Eufraat, ongeveer 11.500 jaar geleden.

Verspreiding Bandkeramiek in Europa

Afbeelding: Verspreiding van de Bandkeramiek in Europa (paarse stippellijn) en enkele sites die vernoemd worden in de tekst (copyright: Onroerend Erfgoed)

 

In de eeuwen na 5500 voor Christus leest het verhaal van de Bandkeramiek als een succesroman. In enkele eeuwen tijd verspreidde deze cultuur zich immers over een groot deel van Europa. Rond 5250 vóór Christus kwamen de Bandkeramiekers ook in onze regio terecht. We kennen ondertussen een groot aantal van hun nederzettingen. In Vlaanderen is de nederzetting van Rosmeer-Staberg het uitvoerigst onderzocht.

Snelle verspreiding

Over één ding kunnen we zeker zijn. Dankzij onder meer DNA-onderzoek weten we dat de Bandkeramiekers immigranten waren uit het Oosten. Lokale jager-verzamelaars namen hun ideeëngoed en gewoontes niet meteen over. De ‘vermenging’ met de lokale bevolking gebeurde maar met mondjesmaat en op lange termijn. Toch verspreidde de Bandkeramische cultuur zich razendsnel. Hoe kan je dat verklaren?

Eén van de sleutels van het succes van de Bandkeramiek was wellicht hun voorkeur voor welbepaalde locaties om zich te vestigen. Bijna alle teruggevonden dorpen in Europa bevinden zich namelijk op de leemgronden van de zogenaamde ‘loesszone’. Ook in Vlaanderen kennen we enkel nederzettingen op de leemgronden van Limburg en Vlaams-Brabant. De huidige archeologische kennis doet vermoeden dat deze op biodiversiteit vrij eenzijdig scorende leemgronden schijnbaar niet echt aantrekkelijk waren voor de lokale jager-verzamelaars. Zij hadden een voorkeur voor de zandige rivierrijke laagvlaktes, waar er meer variatie was in vis, jachtwild en flora. Ze liepen elkaar dus niet meteen in de weg.

Een tweede mogelijke verklaring voor het Bandkeramische succesverhaal was hun vermoedelijke strategie van kolonisatie. Waarschijnlijk stuurden ze eerst kleinere groepen op verkenning, om pas in een volgende fase pioniersnederzettingen te stichten. Op deze manier konden ze zones uitkiezen, vrij van potentiële conflicten met lokale bewoners. Van daaruit groeiden clusters van boerendorpen, die typisch zijn voor de cultuur van de Bandkeramiek. In Vlaanderen kennen we zo de Heeswatercluster, waarvan we er ondertussen ongeveer 20 dorpen kennen.

Verspreiding Bandkeramische sites in België en Nederland

Afbeelding: Spreiding van de gekende Bandkeramische sites in Vlaanderen (sterretjes) en in Nederland en Wallonië (bolletjes) (copyright: Onroerend Erfgoed). De nummers duiden verschillende clusters van nederzettingen aan. 

We gaan op reis en nemen mee…?

In hun trek naar het westen brachten de Bandkeramiekers verschillende dingen mee, onder meer: 

  • Aardewerk. Dat was nieuw in onze regio. Tot op dat moment was er niemand die aardewerk maakte en gebruikte. Het is een van de eerste gewoonten die de lokale bevolking overnam. Korte tijd later, rond 5000 voor Christus, begonnen de lokale jager-verzamelaars van de Swifterbantcultuur ook aardewerk te maken.
  • De gewoonte om (langwerpige) huizen te bouwen. Deze huizen bestonden uit een woon- en schuurgedeelte, zoals je kan zien op een 3D reconstructie van een nederzetting in Bylany in Tsjechië.
  • En uiteraard ook de landbouw. Bij ons wijzen de teruggevonden resten van verkoolde zaden en vruchten op een vrij eenzijdig dieet, waarbij slechts twee graansoorten (eenkoorn en emmer), twee peulvruchten (linze en erwten) en lijnzaad werden geteelt. De veestapel bestond uit runderen, schapen, geiten en varkens. De Bandkeramiekers waren de eersten die schapen, geiten en runderen importeerden in onze regio. Dat weten we onder meer door DNA-onderzoek. Schijnbaar deden ze geen moeite om het lokale oerrund te domesticeren of te kruisen. Ook de varkens kwamen van elders, maar op termijn lijkt er toch lokaal everzwijn-DNA in de genenpoel verzeild te zijn geraakt.

Huh…? Cultuur…?

Tja, over het begrip ‘cultuur’ weiden we maar niet verder uit. Daar werden al vele boeken over volgepend. En in het onwaarschijnlijke geval dat we een Bandkeramieker zouden tegenkomen, zou die zich niet eens met deze naam verbonden voelen. Toch waren er uitgesproken gemeenschappelijke noemers.

Zeker in de eerste eeuwen van de Bandkeramiek was er een zeer grote eenheid in de manier waarop deze mensen bijvoorbeeld hun huizen bouwden, aan landbouw deden en hun aardewerk maakten en versierden. Mogelijk hoorde daar een soort van identiteitsbesef bij die alle groepen van de Bandkeramiek verenigde. Alles wijst er bovendien op dat er een netwerk bestond van handel en uitwisseling op lange afstand. Bepaalde grondstoffen kenden immers een ruime geografische verspreiding, zoals schelpen van de stekeloester, bepaalde vuursteensoorten en zogenaamde disselbijlen in amfiboliet. In onze regio exploiteerde de Bandkeramiek ftaniet in het gebied van de Boven-Dijle. Disselbijlen van deze steensoort werden ook over grote afstanden verhandeld.

Mogelijk spraken de Bandkeramiekers ook eenzelfde taal. Uiteraard zijn er geen geschreven bronnen teruggevonden, zodat we daar niet zeker van kunnen zijn. Sommige taalkundigen en antropologen vermoeden wel dat de taal van de Bandkeramiek een ‘substraattaal’ was van de proto-Indo-Europese talen die zich later ontwikkelden en verspreidden in Europa. Sommige oude benamingen van plaatsen en rivieren zouden hun oorsprong vinden in dergelijke substraattalen. Dus wie weet, klonk de naam Demer wel bekend in de oren in het Rosmeer van pakweg 7000 jaar geleden.

Grondplan site Rosmeer-Staberg

Afbeelding: Grondplan van de opgraving van de site van Rosmeer-Staberg

 

Wil je weten hoe het verhaal van de Bandkeramiekers verdergaat? Lees dan volgende week het vervolg.

Meer informatie over de Vlaamse sites van de Bandkeramiek vind je in onze inventaris.

 

Erwin Meylemans