Waarom een erkenning als onroerenderfgoedgemeente aanvragen een goede zaak is?

Erkenningen

Het agentschap Onroerend Erfgoed bereidt het onroerenderfgoedbeleid in Vlaanderen voor en voert het uit. Dat wil zeggen dat we zowel archeologisch, bouwkundig, landschappelijk als varend erfgoed onderzoeken en beschermen. Verder ondersteunen en begeleiden we burgers, lokale overheden, ontwerpers, ontwikkelaars en andere instanties met onder andere adviezen en premies.

Je kan als gemeente bepaalde taken en bevoegdheden van het agentschap overnemen. Daarvoor vraag je dan een erkenning aan als onroerenderfgoedgemeente (OEG). Dit heeft als gevolg dat je een eigen erfgoedbeleid kunt uitwerken.

Een erkenning aanvragen is dus een weloverwogen keuze. Je geeft als gemeente te kennen dat je wil inzetten op het behoud en beheer van het onroerend erfgoed en dat je over de nodige expertise beschikt om welbepaalde bevoegdheden en taken over te nemen. Je kunt je als gemeentebestuur hiervoor laten ondersteunen door een intergemeentelijke onroerenderfgoeddienst (IOED). In een volgend artikel komen de IOED’s aan bod.

Maar waarom zou je een erkenning aanvragen? We stelden enkele onroerenderfgoedgemeenten een paar vragen.

 

Wat is de meerwaarde van een erkenning als onroerenderfgoedgemeente?

Caroline Vansteelandt (OEG Roeselare): “Roeselare is pas vrij recent (sinds 2020) erkend als OEG, maar maakte al langer deel uit van IOED RADAR. Afhankelijk van de situatie van je bestuur, zie ik in grote lijnen twee beweegredenen om het label van OEG aan te vragen: ofwel sta je al vrij ver met je beleid en dan is de erkenning een kers op de taart voor het gevoerde beleid. Een soort van bekroning waarmee je wil uitpakken en die je verder wenst te ontwikkelen. Een andere beweegreden, die voor de stad Roeselare geldt, is dat je als beleid ervan overtuigd bent dat “investeren in mensen ook investeren in erfgoed betekent.” Deze woorden zijn ook opgenomen in het bestuursakkoord van de stad. Roeselare nam al in 2008 een voortrekkersrol op bij de oprichting van een intergemeentelijke erfgoedcel en raakte er doorheen de jaren van overtuigd dat een erkenning als OEG de juiste manier is om ook op een strategische manier om te gaan met het onroerend erfgoed in de stad. Dankzij de IOED was er bovendien al een zeker draagvlak voor onroerend erfgoed binnen de stad gecreëerd.”

Joke Buijs (OEG Leuven): “Leuven is al bijna vijf jaar een erkende OEG en we merken dat de erkenning het onroerenderfgoedbeleid kracht heeft bijgezet. Je stuurt als stad of gemeente een signaal uit dat je het meent met je erfgoed. We merken dat dit signaal wel degelijk wordt opgepikt, zowel intern als extern. Bovendien dwingt de erkenning je om werk te maken van een gedragen onroerenderfgoedbeleidsplan. En dat je het plan ook af en toe  evalueert en aanpast  zodanig dat het een dynamisch beleidsplan blijft. Verder voelen we als belangrijke meerwaarde aan dat wij nu door de collega’s van het agentschap Onroerend Erfgoed echt als partner gezien worden in ons beleid. De erkenning geeft je de mogelijkheid om je lokaal verankerd beleid consequent  uit te rollen over al je erfgoed (ook het beschermde), waardoor dit nog meer aan daadkracht wint. Het draagt heel duidelijk de stempel van het Leuvens beleid.”

Sarah Verstaen (OEG Koksijde): “Koksijde is al sinds 2017 definitief erkend als OEG. In ons geval is de erkenning effectief de kers op de taart van een reeds uitgewerkt onroerenderfgoedbeleid. Na een inloopperiode merken we nu dat we als OEG veel dichter bij de eigenaars staan en dat er  een veel nauwer contact is. Mensen weten ondertussen dat ze met concrete vragen over onroerend erfgoed rechtstreeks bij ons terecht kunnen en appreciëren dit. De erkenning zorgde ook voor een betere communicatie tussen de verschillende gemeentelijke diensten die werken rond onroerend erfgoed (bv dienst cultuur & erfgoed, technische diensten, dienst stedenbouw…). Een interne cel onroerend erfgoed zorgt er voor dat alle projecten zo goed mogelijk op elkaar afgestemd worden.”

De grootste meerwaarde van een erkenning als OEG is dat je niet alleen je beleid lokaal kan uitwerken, maar ook kan sturen. - Tim Vanderbeken

Veerle Vansant (OEG Voeren en Riemst): “In 2015 en 2016 waagden Voeren en Riemst, die al langer deel uitmaakten van IOED Oost, de sprong naar een erkenning als OEG. De erkenning zorgde ervoor dat het draagvlak voor het onroerend erfgoed nog verder vergroot is. Hoewel de erkenning extra taken met zich meebrengt die deels gecompenseerd worden door de subsidie, dragen beide gemeenten vandaag het label als erkende OEG uit en gebruiken ze het ook als een extra bekrachtiging van hun beleidskeuzes (o.a. in het vergunningenbeleid). Als OEG kan je iets meer gewicht in de schaal leggen, ook als het over beschermd erfgoed gaat. De erkenning als OEG heeft ook als meerwaarde dat je de archeologietrajecten goed kan blijven opvolgen binnen je gemeente. Zonder erkenning sta je volledig buiten deze trajecten en heb je er geen enkele vat op.”

Tim Vanderbeken (OEG Bekkevoort, Haacht, Holsbeek, Rotselaar, Tremelo en Keerbergen): “In het geval van IOED WinAr zijn alle zes gemeenten erkend als OEG. De grootste meerwaarde van een erkenning als OEG (ook als je geen centrumstad of kunststad bent) is dat je niet alleen je beleid lokaal kan uitwerken, maar ook kan sturen. In ons geval, waar we eerder met een landelijke context te maken hebben, is 95% van de bevoegdheden van de OEG’s gedelegeerd naar de IOED. De IOED bekijkt alle archeologienota’s en bereidt de toelatingen voor, al blijft het een politieke beslissing of die toelating gegeven wordt. Maar als OEG heb je natuurlijk een voorbeeldfunctie, wat het argument bij uitstek is om je gemeentebestuur te sensibiliseren.”

 

Wat zijn je grootste uitdagingen als onroerenderfgoedgemeente?

Caroline Vansteelandt (OEG Roeselare): “We moeten het erfgoedverhaal structureel verankeren binnen de organisatie. De erfgoedreflex moet nog organisatiebreed in ons openbaar bestuur geïntegreerd worden. Dit is een uitdaging voor nu. Verder komen we als OEG in een nieuwe fase met de IOED RADAR waarbij de taakverdeling opnieuw wordt bekeken .”

Joke Buijs (OEG Leuven): “Wij merken vanuit OEG Leuven het laatste jaar dat hoe ambitieuzer je beleidsplan is, hoe meer werk je krijgt. Dit kan gevaarlijk zijn als je er niet het aantal personeelsleden tegenover kan stellen. Een mooi voorbeeld is dat wij voortdurend inventariseren, maar bij elk bijkomend inventarispand heb je ook meer kans op adviesverlening. Dit is iets dat heel erg oploopt. Wij botsen hier op dit moment tegenaan omdat het personeel niet aangroeit zoals wij het zouden willen. Daarnaast merken we dat er grote schaalverschillen zijn in het werk dat je moet doen en dat er veel verschillende expertises nodig zijn. Dit is een enorme uitdaging, zelfs voor een grote stad als Leuven.”

Sarah Verstaen (OEG Koksijde): “Voor Koksijde liggen de uitdagingen in dezelfde lijn. Wij zien het respecteren van de termijnen voor de behandeling van toelatingen en archeologienota’s als een eerste grote uitdaging. Dit vraagt veel afstemming met collega’s en met betrokken schepenen. Soms valt er al eens een college weg, wat de planning in de war kan sturen. We maken geen deel uit van een IOED, waar we beroep op kunnen doen. Ten tweede worstelen we nog wat met landschappen op vlak van expertise. We hebben hiervoor een werkgroep opgericht en bekijken een samenwerking met het regionaal landschap.”

Hoe ambitieuzer je beleidsplan is, hoe meer werk je krijgt. - Joke Buijs

Jef Vandoninck (OEG Baarle-Hertog, Beerse, Kasterlee, Oud-Turnhout, Rijkevorsel, Turnhout en Vosselaar): “Zoals de collega’s hierboven al aangaven, moet je er inderdaad voor oppassen dat je geen slachtoffer wordt  van je eigen succes. Er is soms meer vraag dan je kan realiseren of beantwoorden. Doordat de IOED maar liefst zeven OEG’s ondersteunt, zorgt dit voor een grote dossierlast en veel, vaak krappe, deadlines. De gemeenten investeerden daarom al een aantal jaar aanzienlijk extra in het personeelskader van de IOED. Deze heeft zowel een archeoloog als een bouwkundig consulent in dienst om de toelatingen en archeologienota’s gebolwerkt te krijgen. Tot slot is het een uitdaging om het evenwicht te bewaren tussen enerzijds de beleidsmatige en adviserende taken (die weinig zichtbaar zijn) en anderzijds de acties die voor draagvlak en zichtbaarheid zorgen.

 

Hoeveel tijd trekt je best uit voor de erkenningsaanvraag?

Joke Buijs (OEG Leuven): “Dit is verschillend van stad tot stad en gemeente tot gemeente, maar bij ons heeft het traject een vier tot vijf maanden gelopen vooraleer het kon afgeklopt worden. Dit is onder meer afhankelijk van hoe nauw je vandaag al samenwerkt met de verschillende gemeentediensten die moeten betrokken worden.”

Jef Vandoninck (OEG Turnhout, Baarle-Hertog, Beerse, Kasterlee, Oud-Turnhout, Rijkevorsel en Vosselaar): “Ik denk inderdaad dat je rap vijf maanden zoet zal zijn met de omgevingsanalyse, het participatietraject, de beleidsvisie en ook de financiering natuurlijk. Zorg ervoor dat je de verwachtingen naar je lokale besturen heel duidelijk stelt. Het kost tijd om aan je lokale besturen duidelijk te maken welke richting je uit gaat en de neuzen in dezelfde richting te krijgen.”

 

Welke gouden tip heb je nog voor wie een erkenningsaanvraag overweegt?

Caroline Vansteelandt (OEG Roeselare): “Pak de erkenningsaanvraag samen met je IOED aan (als die er is) en bekijk het organisatiebreed. Waar zijn al zaadjes geplant, wat kunnen we er meer mee doen?”

Betrek zoveel mogelijk diensten - Sarah Verstaen

Joke Buijs (OEG Leuven): “Mijn belangrijkste tip is om voldoende tijd te nemen voor het uitwerken van je beleidsplan en dit samen met andere relevante diensten op te maken vooraleer je het voorstelt aan het college. Wij hebben samengewerkt met toerisme, de erfgoedcel, ruimtelijke ordening, ruimtelijk beleid, de groendienst die alles rond landschappen beheert, onze studiedienst gebouwen die met patrimoniumbeheer bezig is en de studiedienst weg- en waterbeheer die met het publiek domein bezig is. Zorg ervoor dat al deze diensten zich ook scharen achter je beleidsplan, want je gaat ze nog nodig hebben om het uit te rollen. Met andere woorden: Werk geïntegreerd van in het begin!’. “

Sarah Verstaen (OEG Koksijde): “Belangrijk dat je goed wikt- en weegt, vooral naar expertise toe. Informeer eens bij het agentschap hoeveel toelatingen je gemiddeld per jaar bij de gemeente hebt. Betrek zoveel mogelijk diensten erbij. Onderschat de wijsheid van de adviesraad niet.”

 

In 2023 is er een nieuwe erkenningsronde.

Meer informatie? Surf dan naar onroerenderfgoed.be/een-erkenning-aanvragen-oegemeente

© Foto agentschap Onroerend Erfgoed: Sint-Norbertuspoort Leuven