Koksijde-Ter Duinenlaan: chronologie van een toevalsvondst

KO-TD-17 is het label van de recentste archeologische toevalsvondst in West-Vlaanderen. Duidelijk niet de zovéélste toevalsvondst in de rij!

Drie dagen voor Kerstmis meldde Dirk Vanclooster, conservator van het Abdijmuseum Ten Duinen de vondst van menselijk botmateriaal aan het agentschap Onroerend Erfgoed. Hij deed dat op aangeven van Siska Stockelynck (Afdelingshoofd Technische Diensten Koksijde), die op haar beurt door Vincent Van der Borght (werfleider voor N.V. STRABAG Belgium S.A.) was ingelicht. De vondst was gedaan in de grote bouwput tussen de Ter Duinenlaan en de Tulpenlaan in Koksijde, waar binnenkort het nieuwe politiekantoor zal verrijzen. De uitgraving, die op dat moment al zo’n 5 m diep was, werd onmiddellijk gestaakt.

Op 5 januari 2017 -nog tijdens de kerstvakantie- werd op het terrein vergaderd door alle betrokken partijen en overeengekomen dat Onroerend Erfgoed vanaf 10 januari archeologisch veldwerk zou opstarten, in toepassing van de toevalsvondstprocedure.

Snel werd duidelijk dat men op een heuse begraafplaats gestoten was. Een rijengrafveld met minstens een dertigtal begravingen kwam na de eerste opschaafbeurt aan het licht. Een verband met de nabijgelegen Duinenabdij leek op het eerste gezicht aannemelijk.

Topograaf Johan Van Laecke registreerde de sporen, waarna de eerste skeletten werden vrijgelegd. En meteen met verrassend resultaat! De ontdekking van vele kinderbegravingen en enkele sporadische grafgiften deed bij de archeologen de overtuiging groeien dat ze niet met een religieuze maar wel met een burgerlijke begraafplaats te maken hadden. Toen veldtechnicus Franky Wyffels met de metaaldetector een Merovingische sceatta opbiepte, was er geen twijfel meer! Men was op een totaal andere, maar even goed opzienbarende vondst gestoten. 

Op maandag 16 januari werd de ploeg versterkt door fysisch antropoloog Steffen Baertsen, van de Vrije Universiteit Hendrik Brunsting Stichting (VUHBS). Door een lopende overeenkomst met het agentschap kunnen zij steeds ingezet worden bij toevalsvondstmeldingen. Ook collega-archeoloog Rica Annaert stelde haar expertise ter beschikking. Zij wist al snel het grafveld te plaatsen als laat-Merovingisch, in de late 7de en de 8ste eeuw na Chr. Vooral de grafgiften zoals messen, een mantelspeld, bepaald aardewerk, … zetten haar op de juiste weg.

Na overleg met de bouwheer (Politiezone Westkust) en de aannemer, en na inschatting van de impact van de voorziene toekomstige werken, is het terrein ondertussen op hetzelfde niveau verder afgegraven. Daarbij zijn parallel met het grafveld de sporen van een of meerdere gebouwen tevoorschijn gekomen. In de wetenschap dat de vondst van een Merovingische constructie in de Vlaamse archeologie uitzonderlijk is, … is dit in combinatie met een grafveld zonder meer een belangrijke vondst. Ook het voorkomen van Engels importaardewerk op de site is heel intrigerend.

Deze nieuwe vondst brengt de vroegmiddeleeuwse geschiedenis van de kustvlakte opnieuw onder de aandacht. Andere elementen die in dit verhaal nog een plaats moeten krijgen, zijn de duinen als vestigingsplaats, de zee met al z’n mogelijkheden en de ontginning van de achterliggende, droogvallende polders.

Of tot wat de opmerkzaamheid van een kraanman, gevolgd door de gepaste actie van een werfleider allemaal kan leiden!