Werken aan of in de onmiddellijke omgeving van werelderfgoed

Wil een bouwheer of ontwikkelaar werken uitvoeren aan of in de buurt van werelderfgoed? Dan is het belangrijk om bij de beoordeling niet enkel te kijken naar de bescherming als monument, stads- of dorpsgezicht of cultuurhistorisch landschap. Je moet ook rekening houden met de Uitzonderlijke Universele Waarde van dat werelderfgoed.

De Uitzonderlijke Universele Waarde wordt meestal afgekort als ‘OUV’, naar de oorspronkelijke Engelstalige term Outstanding Universal Value. De OUV geeft aan waarom het gebouw of de site is opgenomen op de Werelderfgoedlijst en wordt vastgelegd op het moment van erkenning in een zogenaamde ‘Verklaring van Uitzonderlijke Universele Waarde’. Die vind je voor elk werelderfgoed terug op de website van UNESCO.

Je kunt de teksten ook opzoeken via de inventariswebsite van het agentschap: voor elk gebouw of elke site maakten we een aanduidingsobject waarin je de rechtstreekse link vindt naar de OUV.

UNESCO verwacht dat die OUV niet aangetast wordt door nieuwe ontwikkelingen en dat de authenticiteit en integriteit gewaarborgd blijven. Ontwikkelaars of andere initiatiefnemers van projecten in een werelderfgoed of in de ruimere omgeving ervan moeten dus zelf goed zicht hebben op de OUV, en de mogelijke impact van hun plannen op het werelderfgoed. 

Impact inschatten: contacteer de erfgoedconsulent

Om de impact van een project op het werelderfgoed goed in te schatten neem je op tijd contact op met een erfgoedconsulent van het agentschap.

Leidraad voor effectbeoordeling in een werelderfgoedcontext (‘HIA’)

Om de impact te kennen, kan je werken volgens de methodiek van de Heritage Impact Assessment (HIA). Zeker voor grotere projecten stuurt Unesco hier steeds meer op aan. UNESCO en de adviesorganen van het Werelderfgoedcomité hebben richtlijnen uitgegeven voor het beoordelen van de impact van projecten die mogelijk van invloed zijn op de kostbaarste erfgoedlocaties van de planeet (Heritage Impact Assessment - HIA).

Het instrument is ontworpen voor erfgoedbeheerders, overheden en projectontwikkelaars en biedt hulp om een evenwicht te vinden tussen ontwikkelingsbehoeften en het behoud van (wereld)erfgoedwaarden.

In 2024 is er ook een Nederlandse vertaling verschenen. Hoewel de focus ligt op werelderfgoed en zijn omgeving, kan deze leidraad en de HIA-methodiek ook gebruikt worden om de impact op beschermd Vlaams Erfgoed te analyseren.

Bekijk hier de Webinar over de leidraad voor effectenbeoordeling.

Een project met impact leg je voor aan het Werelderfgoedcomité

Heeft je project impact op de OUV? Dan moet je dit project voorleggen aan het Werelderfgoedcomité voor er onomkeerbare beslissingen zijn genomen (§172 van de Operational Guidelines for the implementation of the World Heritage Convention).

In principe is dat dus vóór het aanvragen van een toelating of vergunning. Op die manier kan het Werelderfgoedcomité nagaan of er ergens een probleem is, en eventueel meedenken over alternatieve oplossingen. Door zo’n HIA toe te voegen aan het dossier dat naar het Werelderfgoedcomité gaat, kan een bouwheer of ontwikkelaar aantonen dat hij de impact zo volledig mogelijk heeft proberen in te schatten. Tot nu toe is de praktijk in Vlaanderen dat het Werelderfgoedcomité wordt gecontacteerd na een informeel akkoord tussen de initiatiefnemer, de vergunningverlener en het agentschap Onroerend Erfgoed.

Wat met een omgevingsvergunning?

Binnen een vergunningstraject vraag je het agentschap Onroerend Erfgoed in een aantal gevallen om advies (artikel 35, §3 in het Besluit van de Vlaams regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning):

  • Altijd, wanneer het gaat om percelen in de kernzone (= het eigenlijke werelderfgoed).
  • In de bufferzone vraag je het agentschap om advies in de eerste 100 meter rondom het werelderfgoed. In het deel van de bufferzone buiten die 100 meter vraag je het agentschap enkel om advies als de geplande werken betrekking hebben op een gebouw/constructie met een bouwhoogte van 15 meter of meer.

Meldingsplicht

Hou rekening met 2 soorten meldingen:

  • Meldingsplicht voor goederen gelegen in beschermde stads- en dorpsgezichten
  • Meldingsplicht voor stedenbouwkundige handelingen en exploitatie van ingedeelde inrichting of activiteit (art. 4.2.2 Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening)

Als de melding zowel slaat op zowel het eerste als op het tweede type, dan wordt de melding geïntegreerd in de stedenbouwkundige melding van artikel 4.2.2 VCRO. (art. 6.3.12, voorlaatste lid onroerenderfgoedbesluit).

Meldingsplicht voor goederen gelegen in beschermde stads- en dorpsgezichten

Ligt de kernzone en/of bufferzone binnen de perimeter van een beschermd stads-of dorpsgezicht, dan geldt een meldingsplicht als de handeling zichtbaar is vanaf de openbare weg en niet is vrijgesteld van toelating of melding in een goedgekeurd beheersplan (artikel 6.3.12 Onroerenderfgoedbesluit).

Als een melding binnenkomt bij de gemeente, moet de omgevingsambtenaar beoordelen of er een toelating moet aangevraagd worden bij het agentschap, of (als het een onroerenderfgoedgemeente betreft) zijzelf de toelating verleent.

Naast de klassieke afweging of er geen afbreuk gedaan wordt aan de beschermde erfgoedwaarde, kan indien nodig ook de toetsing aan de OUV gebeuren. Het is de taak van de gemeente om af te toetsen of de OUV’s geraakt worden en een toelating verleend moet worden.

Meldingsplicht voor stedenbouwkundige handelingen en exploitatie van ingedeelde inrichting of activiteit

Ook deze procedure maakt geen onderscheid of iets werelderfgoed is of in buffergebied ligt. De gemeente beoordeelt in dat geval de melding en kan indien nodig toetsen aan de OUV. Voor meldingen geldt de verplichting om advies in te winnen bij het agentschap.