Zorg- en motiveringsplicht bij vastgesteld erfgoed

Vertegenwoordig jij een gemeente, OCMW, overheidsdienst, provincie …? Dan moet je rekening houden met de zorg- en motiveringsplicht uit de onroerenderfgoedregelgeving. De zorg- en motiveringsplicht geldt voor beslissingen over eigen werken of activiteiten van een administratieve overheid en is van toepassing op onroerend erfgoed dat na een openbaar onderzoek opgenomen is in een vastgestelde inventaris.

Concreet wil dit zeggen dat de zorg- en motiveringsplicht vandaag van toepassing is op inventarisitems uit:

  • de vastgestelde landschapsatlas 
  • de vastgestelde inventaris van archeologische zones
  • de vastgestelde inventaris van houtige beplantingen met erfgoedwaarde
  • de vastgestelde inventaris van historische tuinen en parken
  • de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed voor de provincie Limburg (ministerieel besluit van 16 januari 2018)
  • de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed voor de provincie Antwerpen (ministerieel besluit van 14 maart 2019)
  • de vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed van de provincie Vlaams-Brabant (ministerieel besluit van 8 oktober 2021)

Dit rechtsgevolg geldt nog niet voor de inventaris bouwkundig erfgoed in West-Vlaanderen. De vaststellingsprocedure van de inventaris in West-Vlaanderen is lopende. De eindbeslissing over het vaststellingsbesluit neemt de minister bevoegd voor onroerend erfgoed midden 2024. 

Of een specifiek inventarisitem werd vastgesteld, al dan niet met een openbaar onderzoek, kan je opzoeken in de databank van aanduidingsobjecten op onze inventariswebsite.

De onderstaande juridische gevolgen zijn gekoppeld aan elke vastgestelde inventaris bouwkundig/landschappelijk erfgoed, ongeacht of de inventaris door de Vlaamse overheid of door een onroerenderfgoedgemeente werd vastgesteld.  

Wat is de zorg- en motiveringsplicht?

Het Onroerenderfgoeddecreet omschrijft de zorgplicht van administratieve overheden bij vastgestelde inventarisitems als volgt:

Elke administratieve overheid neemt zo veel mogelijk zorg in acht voor de erfgoedkenmerken van onroerende goederen die opgenomen zijn in een aan een openbaar onderzoek onderworpen vastgestelde inventaris.(Onroerenderfgoeddecreet artikel 4.1.9, eerste lid)

De zorgplicht veruitwendigt zich in een motiveringsplicht:

“De administratieve overheid geeft in al haar beslissingen over een eigen werk of activiteit met directe impact op geïnventariseerd erfgoed aan hoe ze rekening heeft gehouden met de verplichting vermeld in het eerste lid.” (Onroerenderfgoeddecreet artikel 4.1.9, tweede lid)

“In de beslissing dient opgenomen te worden welke geïnventariseerde onroerende goederen er directe impact ondervinden en desgevallend met welke maatregelen uitvoering is gegeven aan de zorgplicht.” (Onroerenderfgoedbesluit artikel 4.2.1)

Als er in het kader van een beslissing van de administratieve overheid een milieueffectrapport of een milieueffectbeoordeling van impact op erfgoedwaarden opgemaakt is, is automatisch voldaan aan de motiveringsplicht. (Onroerenderfgoedbesluit artikel 4.2.2)

Als vertegenwoordiger van een administratieve overheid moet je dus bij elke beslissing over een eigen werk of een eigen activiteit de reflex hebben om na te denken over de impact van die beslissing op het aanwezige geïnventariseerde erfgoed. Als er directe impact is, zorg je ervoor dat de beslissing zoveel mogelijk zorg in acht neemt voor dit erfgoed en dat je de overwegingen hierbij als motivering in de beslissing opneemt.

Deze zorg kan vele vormen aannemen: bijvoorbeeld de erfgoedkenmerken in acht nemen bij de inhoudelijke beoordeling van een eigen bouwproject. Zo kan de opname van een onroerend goed in een vastgestelde inventaris een weigeringsgrond vormen voor een vergunning of machtiging voor een eigen werk of activiteit van de administratieve overheid.

Wat bij beslissingen over vergunningsaanvragen van derden?

De zorg- en motiveringsplicht voor administratieve overheden bij vastgesteld erfgoed geldt niet voor beslissingen die je als administratieve overheid neemt over vergunningsaanvragen van derden voor werken aan vastgesteld erfgoed.

De loutere opname van een onroerend goed in een vastgestelde inventaris vormt evenmin een weigeringsgrond voor eender welke vergunning of machtiging voor een project of activiteit van een derde. (Onroerenderfgoeddecreet artikel 4.1.8)

Dat neemt niet weg dat je als vergunningverlener cultuurhistorische aspecten altijd, ongeacht of het onroerend goed is vastgesteld, kan meenemen bij de beoordeling van een vergunningsaanvraag. Je bent immers verplicht om beslissingen in het kader van vergunningsaanvragen te motiveren (Wet van 29 juli 1991 betreffende de motivering van bestuurshandelingen). Volgens de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening zijn cultuurhistorische aspecten een criterium om de goede ruimtelijke ordening te beoordelen (VCRO artikel 4.3.1, §2).